2.6 Blijkens art. 213, tweede lid, van het wetsvoorstel kan gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet plaatsvinden bij kinderen geboren uit een incestueuze relatie en evenmin ingeval de verwekker de leeftijd van 16 jaren niet heeft bereikt.
Volgens de MvT blz. 33, geeft de redactie van art. 213, eerste lid, van het wetsvoorstel ‘’van hem, die het kind heeft verwekt’’ aan, dat de man met de moeder gemeenschap moet hebben gehad, zodat daarmee de zaaddonor wordt uitgesloten.
De positie van de zaaddonor is voorts in het VV (stuk nr. 5, blz. 23) door de leden van de C.D.A.-fractie aan de orde gesteld. In de MvA wordt daarop nader ingegaan (blz. 33/34). Gezegd wordt o.m.:
‘’Wij merken op dat de toestemming van de partner impliceert dat een afstammingsrelatie tussen hem en het kind kan worden gevestigd hetzij door erkenning hetzij door een staatprocedure. De donor is gevrijwaard van een onderhoudsactie. Overigens is het in de praktijk reeds gebruikelijk dat in gevallen van kunstmatige vruchtbaarheidsbehandeling beide partners een schriftelijke verklaring ondertekenen, waaruit hun instemming op grond van verkregen informatie, met de voorgenomen behandeling blijkt (informed consent).’’
Mede naar aanleiding van deze vragen is in de Nota van Wijziging (stuk nr. 7) een nieuw art. 215a opgenomen (zie daarover MvA blz. 20 en 34) luidende:
In geval van kunstmatige bevruchting kan van hem die tezamen met de moeder van het tengevolge daarvan geboren kind toestemming heeft gegeven tot deze bevruchting anders dan met gebruikmaking van zijn zaad, eveneens het vaderschap worden vastgesteld. Artikel 213, tweede en derde lid, van dit boek is van overeenkomstige toepassing.