Conclusie
4.23. De grief wordt vruchteloos voorgedragen. Weliswaar behoeft uit de authentieke acte zelf, wil deze voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, de grootte van het verschuldigde bedrag niet te blijken, maar wél vereist is ingevolge de door beide partijen aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad, dat de acte de weg aangeeft waarlangs op voor de schuldenaar bindende wijze het krachtens de acte verschuldigde bedrag kan worden vastgesteld.
’dat, gelijk door het Hof op juiste gronden werd beslist, voor de schulden terzake waarvan door de eischers in cassatie beslag is gelegd, geen executorialen titel bestaat en in het bijzonder niet als zoodanig kan worden aangemerkt de bovenbesproken akte van hypotheekverleening, waardoor de eischers wel de zekerheid hebben verkregen, dat de bovenbedoelde vorderingen bij voorrang op de verbonden goederen zullen kunnen worden verhaald, maar die niet is de titel der schuld, waarvoor de eischers in cassatie beslag op evenbedoelde goederen hebben gelegd’’.
schuld, d.w.z. de verbintenis waarop de schuld berustte, op.
’dat evenwel zoodanige beperking in de wet niet is gesteld, ook niet in art. 499 van het Wetboek
casusovereenkomst en leidt uit de verschillen in de
beslissingaf dat het arrest van 1926 door dat van 1935 is achterhaald.
’Terecht wijst de Hooge Raad er op, dat de wet zich tegen deze opvatting niet verzet. Het zou ook zonderling zijn indien het anders ware. Dan immers werd de schuldeischer gedwongen te procedeeren tot vaststelling in rechten van een verplichting van den schuldenaar, welke reeds bij voorbaat in den oorspronkelijken titel vastgesteld was. Aldus zou men noodeloos kosten, alsmede oponthoud in de executie veroorzaken.
is. De akte moet slechts aangeven waarvoor te zijner tijd kan worden geëxecuteerd en hoe dat kan worden vastgesteld, zo maak ik uit zijn woorden op.
dat, naar art. 1208 B.W., hypotheek strekt om op de daarbij verbonden onroerende goederen te verhalen de voldoening eener verbindtenis; dat zij naar art. 1220, 1ste zinsnede, B.W., alleen kan worden gevestigd op tegenwoordige goederen, maar dat nergens is bepaald, dat zij alleen mag strekken ter verzekering eener aanwezige verbindtenis en alzoo ter verzekering eener tijdens hare vestiging reeds bestaande schuld; dat het tegendeel volgt uit de voorschriften van de artt. 390, 428 en 506 B.W. omtrent de door den voogd, den toezienden voogd en den curator dadelijk bij den aanvang hunner betrekking te stellen hypotheek, tot zekerheid van hun toekomstig beheer of toezigt en ten waarborge van het later welligt verschuldigde; dat wel bij het aangehaald art. 491 B.R. voor de onteigening bij executie wordt gevorderd een vonnis of andere executoriale titel, doch dat bij het beklaagde arrest met juistheid is aangenomen, dat een crediet-hypotheek, in verband met het bewijs der schuld, ten opzigte der executie met eene gewone hypotheek gelijkstaat; en dat daardoor noch gezegd artikel, noch de beide andere aangehaalde’’.
in verband met het bewijs der schuldmet een ‘’gewone’’ hypotheekakte gelijk staat en daarom een executoriale titel oplevert. Het ging in deze zaak om een akte waarin de debiteur verklaarde
tot meerdere zekerheid van zoodanig bedrag als hij de (creditrice) wegens aan hem door haar bereids geleverde of alsnog te leveren houtwaren, of bereids voorgeschotene of alsnog voor te schieten gelden mogt schuldig zijn of alsnog schuldig worden, doch niet hooger dan tot een bedrag en ten belope van f 15,000, tot een speciaal onderpand te stellen en als zoodanig bij onderzetting of hypotheek te verbinden de (enz.)’’ [14] .
Het regt tot dit bedrag (de in de akte vermelde som van f 15.000,-) kan
krachtensen dus niet:
doorde akte ten tijde van de executie kan – en natuurlijk ook: moet – worden geleverd. Ik lees niet dat de eis wordt gesteld dat de verbintenis – de schuldbekentenis – in de akte moet staan wil zij een executoriale titel kunnen opleveren. Die stond ook niet in de akte waarom het in die zaak ging.
’Zonder tusschenkomst van den Rechter kan hij worden geëxecuteerd, terwijl de waarborgen, die in de plaats treden van des rechters tusschenkomst, te zijnen aanzien niet zijn in acht genomen.
Zal in de toekomst executabel zijn de grosse van een notarieele akte, die niet anders inhoudt, dan dat de comparant A. verklaart schuldig te zijn aan comparant B. een bedrag, ten aanzien van de hoegrootheid waarvan de comparant A. zich onderwerpt aan de boeken van den comparant B., terwijl, wat de voorwaarden van de geldleening betreft, partijen verwijzen naar de voorwaarden, ter griffie, of bij een notaris, of waar dan ook gedeponeerd?
Toen ging de Hooge Raad er van uit, dat de notarieele acte niet was de titel van de schuld. Voor de inrichting van een trustacte met hypotheekstelling, kunnen de woorden’.
Men zal de ontwikkeling moeten afwachten. Gaat de practijk zich te veel vrijheden veroorloven, dan zullen wellicht de woorden ‘’krachtens de acte’’ als rem kunnen dienen en worden uitgemaakt, dat in een bepaald aan het oordeel van den Hoogen Raad onderworpen geval het verschuldigd bedrag niet meer volgens de acte kon worden vastgesteld’’.
Moet men nu principieel de executoriale kracht aan een titel ontzeggen, indien de daarin neergelegde prestatie b.v. afhankelijk is gesteld van een tijdsbepaling of een voorwaarde, terwijl niet wordt betwist, dat die tijdsbepaling verschenen of die voorwaarde vervuld is? Het ontkennend antwoord ligt voor de hand’’ [29] .
’Verdere toepassingen vindt men in de beslissingen, waarin een schuldenaar zich bij notariële akte verbindt om datgene te betalen, wat hij op een toekomstig tijdstip blijkens de boeken van den schuldeischer zal schuldig zijn. Ook hier is een latere gebeurtenis, te weten de latere geldverstrekking, noodig om de verbintenis haar volle beteekenis te geven. Hetzelfde is het geval met de trustakte, waarin de schuldenaar zich verbindt zooveel te betalen als zijn schuld blijkens uit te geven obligatiën zal bestaan. Ook hier erkent de rechtspraak de mogelijkheid van executie van de grosse der akte’’ [30] ,
of de verplichting heel en al uit de akte moet blijken, dan wel of ’t geoorloofd is te executeeren ofschoon er nog andere stukken moeten worden geraadpleegd? Dus b.v. of een verwijzing naar de boeken van den crediteur toegelaten is’’.
Ook hier zijn beide schrijvers zoo ruim als ’t maar kan, terwijl zij zich bovendien in ’t gezelschap van den H.R. bevinden, die immers uitmaakte (24 Januari 1935, N.J. 1935 noot P.S., W. 12884 noot S.B.) dat ’s voldoende is wanneer de grosse ‘’den weg aangeeft langs welken op voor den schuldenaar bindende wijze het krachtens de akte verschuldigde bedrag kan worden vastgesteld’’. Die formuleering is zeer ruim, want in de woorden ‘’krachtens de akte’’ is toch wel nauwelijks een beperking van eenig practisch belang gelegen (zoo ook Grosheide pag. (lees:) 255); immers hoe vaag men de akte ook formuleert, hoezeer men ook verwijst naar andere gegevens wat den omvang en den aard der verplichting betreft, steeds zal deze ‘’krachtens de akte’’ verschuldigd zijn en wijst de akte de weg aan, langs welken het verschuldigde kan worden vastgesteld. Zoo moet inderdaad Grosheide’s op ’t eerste gezicht paradoxale stelling aanvaard worden (pag. 255), dat een akte als grondslag van executie dienen kan, waarbij A verklaart schuldig te zijn een bedrag ‘’ten aanzien van de hoegrootheid waarvan de comparant A zich onderwerpt aan de boeken van comparant B, terwijl wat de voorwaarden van de geldleening betreft, partijen verwijzen naar de voorwaarden, ter griffie, of bij een notaris, waar dan ook gedeponeerd’’ ‘’.
wil een stuk executabel zijn, eenerzijds daaruit niet’’,
dat, zoo de akte den aard der schulden op voldoende wijze omschrijft – bv. melding maakt van schulden, die zullen voortvloeien uit een crediet, door de eene partij aan de andere te verleenen -, de omstandigheid, dat het juiste bedrag der schulden wordt bepaald door een buiten de akte gelegen factor, nl. de boeken des schuldeischers, de executoriale kracht van zulk een akte niet uitsluit’’.
omdat daarmee te kennen wordt gegeven, dat de te executeren verbintenis, ondanks alle ruimheid van opvatting, in de notariële akte zelf moet zijn aangeduid en omschreven, zodat men, ook al vult men de omschrijving der akte met daarbuiten liggende gegevens aan, niettemin de in de akte neergelegde verbintenis executeert’’.
De hypothecaire schuldeiser heeft in zijn hypotheekgrosse een executoriale titel (art. 436 Rv) mits uit de akte van het bestaan der schuld blijkt. Verg. HR 24 jan. 1935, NJ 1935, 498 W 12884 inzake De Geldersche Credietvereeniging tegen Jonkers: ‘’blijken’’ is hier niet anders dan ‘’voorlopig aannemelijk zijn’’. Aan dit criterium zal normaliter de krediethypotheek wèl doch de bank- en beheershypotheek niet voldoen. Dit laatste zal ook gelden voor de trusthypotheek (HR 1 april 1926, W 11490, NJ 1926, 557)’’ [41] .
Ook in die gevallen waarin de hypotheek gevestigd wordt tot zekerheid voor
in de akte (…) op geen enkele wijze een schuldverhouding (wordt) geconstateerd, hetzij geconstitueerd’’.
mitsdien een concrete en bepaaldelijk omschreven (gecauseerde) rechtsverhouding tussen executant en geëxecuteerde, waaruit de schuldplichtigheid van de laatste onweersproken voortvloeit’’ [46] .
De authentieke akte moet een duidelijke omschrijving geven van de verbintenis van de schuldenaar jegens de schuldeiser met vermelding van hun namen. Meestal zal het bedrag der vordering in de akte worden vermeld. Niet in alle gevallen is dit mogelijk, zoals bij een notariële akte van geldlening met hypotheekstelling voor toekomstige vorderingen tot een bepaald plafond (krediethypotheek). Het verschuldigd bedrag staat dan ten tijde van het verlijden van de akte nog niet vast. In de akte kan dan worden bepaald dat de schuldenaar zich ten aanzien van het bedrag en de oorzaak der schuld zal gedragen naar de boekingen van de kredietbank (bewijsovereenkomst). De HR aanvaardt de akte als executoriale titel, als de akte de weg aangeeft waarlangs het krachtens de akte verschuldigde bedrag op voor de schuldenaar bindende wijze kan worden vastgesteld’’.
oorzaakvan de schuld kan verwijzen naar de boeken van de bank. De rechtsverhouding waarop de toekomstige schuld is gebaseerd behoeft dus niet in de akte te staan.
derhalveoplevert een voor tenuitvoerlegging vatbare titel.
en de oorzaak van het bij de opeisching verschuldigde(…) zal genoegen nemen met, en zich gedragen aan de boekingen’’ van de credietverleenster (de NV Geldersche Credietvereeniging) [50] . Hieruit komt m.i. dus naar voren dat de ‘’oorzaak’’ van de schuld juist niet in de akte stond vermeld maar dat voor het bestaan daarvan de boeken ten tijde van de
opeising, het instellen van de vordering, beslissend zouden zijn.
ten tijde van de executie(paraat of gerechtelijk) zal blijken te hebben [51] .
onderdelen 1 en 2terecht klaagt. Ik bereik daarom de volgende conclusie.