ECLI:NL:PHR:1993:13
Parket bij de Hoge Raad
- L.D. Leijten
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet met betrekking tot de rechten van de verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek tegen een veroordeling wegens overtreding van artikel 41, eerste lid, van de Wegenverkeerswet. De verzoekster is bij arrest van 30 september 1992 door het gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een geldboete van ƒ 300,--, die bij gebreke van betaling en verhaal werd vervangen door 6 dagen hechtenis. De advocaat van de verzoekster, Mr. A.J. van Iwaarden, heeft één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen de verwerping van het verweer dat de toepassing van artikel 41 Wegenverkeerswet in strijd is met artikel 14, lid 3, aanhef en sub g van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en met artikel 6, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft het verweer verworpen, maar heeft zich daarbij niet voldoende gericht op de gestelde strijd met artikel 6 EVRM. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het hof de vraag of er sprake was van een 'criminal charge' in de zin van artikel 14, lid 3 IVBPR geheel voorbij is gegaan. Dit is een cruciaal punt, aangezien de Hoge Raad niet zelf kan oordelen over de feitelijke gegevens die hiervoor noodzakelijk zijn. Daarom wordt geconcludeerd dat het arrest dient te worden vernietigd en de zaak moet worden verwezen naar een ander hof.