ECLI:NL:PHR:1993:22
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Termijn voor indienen klaagschrift in strafzaken en de gevolgen van tekortschieten van justitiële autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank te Utrecht het klaagschrift van de verzoeker tot cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat het klaagschrift meer dan vier jaar na de inbeslagname was ingediend, wat in strijd is met de termijn die is vastgesteld in artikel 552a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker stelde dat de termijn pas begint te lopen vanaf het moment dat hij op de hoogte werd gesteld van de inbeslagname. De conclusie van de Procureur-Generaal, Mr. Fokkens, was echter dat deze interpretatie niet juist is. De wet biedt geen basis voor deze stelling en de argumenten die pleiten voor een verkorting van de termijn van vijf naar drie jaar ondersteunen deze visie niet. De Procureur-Generaal merkte op dat het ondoenlijk is om goederen langdurig te bewaren en dat de termijn voor het indienen van een klaagschrift niet afhankelijk kan zijn van de kennisgeving aan de verzoeker. In dit geval was er geen sprake van een tekortschieten van de justitiële autoriteiten, wat zou kunnen leiden tot een andere aanvang van de termijn. De verzoeker had de zaak overgenomen na de inbeslagneming, maar was niet op de hoogte van het voortduren van het beslag. Daarom concludeerde de Procureur-Generaal tot verwerping van het beroep.