ECLI:NL:PHR:1993:45

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 1993
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
95.231
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Fokkens
  • Mr. J. de Hullu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de afwijzing van getuigenoproep in diefstalzaak

In deze zaak heeft het Hof te Amsterdam de verzoeker, N.S., veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf wegens diefstal in vereniging met braak. De advocaat van de verzoeker, Mr. J. de Hullu, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft de klacht dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het heeft afgezien van een vernieuwde oproeping van de getuige Blees. Het Hof oordeelde dat de oproeping 'weinig zinvol' zou zijn, gezien het herhaaldelijk wegblijven van de getuige en de ouderdom van de zaak. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor het middel niet gegrond werd verklaard.

Het tweede middel, dat betrekking had op de hervatting van het onderzoek, werd eveneens verworpen. De Procureur-Generaal concludeerde dat het onderzoek opnieuw was aangevangen, wat blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 27 januari 1993. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet gegrond waren en concludeerde tot verwerping van het beroep. De zaak illustreert de toepassing van artikel 282 van het Wetboek van Strafvordering en de overwegingen die een rol spelen bij de beoordeling van getuigenoproepen in strafzaken.

Conclusie

N.S.
95.231
Zitting 7 september 1993
Mr. FokkensConclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Verzoeker is door het Hof te Amsterdam wegens -kortge­zegd- diefstal in vereniging met braak, veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf.
Mr. J. de Hullu, advocaat te Amsterdam, heeft namens verzoeker twee middelen van cassatie voorgesteld.
2. Het eerste middel behelst de klacht dat de beslissing om af te zien van vernieuwde oproeping van de getuigde Blees onvoldoende is gemotiveerd. Met de overweging dat oproeping "weinig zinvol" wordt geacht, heeft het Hof de criteria van art. 282 lid 2 Sv miskend. Aldus het middel.
3. Het Hof heeft als volgt overwogen:
"Oproeping van deze getuige( ...) wordt gelet op het bij herhaling zonder nader bericht wegblijven van eerstgenoemde getuige, en de ouderdom van de zaak, weinig zinvol geacht".
4. Hoewel "weinig zinvol" niet geheel synoniem is aan zinloos moet de overweging van het Hof m.i. aldus begrepen worden dat een hernieuwd bevel tot oproeping van de getuige nutteloos is, omdat niet te verwachten valt dat zij ter zitting zal ver­ schijnen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en kan in cassa­tie niet verder worden onderzocht (Vgl DD 89.296; DD 90.219; DD 91.186; NJ 1992, 516 en NJ 1992, 555).
De overige overwegingen van het Hof zijn bijkomende argumenten, die kennelijk naar het oordeel Hof een reden te meer opleveren om het verzoek af te wijzen. Over dergelijke overwegingen ten overvloede kan in cassatie niet met succes worden geklaagd. Het middel treft geen doel.
1
5. Over middel II kan ik kort zijn: het mist feitelijke grondslag. Hoewel dit niet met zoveel woorden wordt vermeld (hervatting in de stand waarin het onderzoek zich bevond, wordt evenmin gemeld), blijkt uit het proces-verbaal van de zitting zonneklaar dat het onderzoek opnieuw is aangevangen (zie p. 2 proces-verbaal van de zitting van 27 januari 1993). Dit wordt nog eens bevestigd in 's Hofs arrest waarin onder het kopje
Het onderzoek van de zaakstaat:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onder­ zoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 september 1991 en in hoger beroep van 27 januari 1993.
De middelen niet gegrond achtend concludeer ik tot ver­werping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
1 Art. 282 nieuw is in deze zaak nog niet van toepas­sing.