"(blz. 16) (...) 5.3. (...) De kas is (...) een onderdeel van de bedrijfsvereniging, een afzonderlijke, van belanghebbende te onderscheiden rechtspersoon. (...) In de kas is (...) een reserve gevormd waarover belanghebbende, anders dan bij beëindiging van de kas met een positief saldo, niet kan beschikken; verder is voor ongeveer f 100.000 zekerheid gesteld welk bedrag eveneens (...) aan de beschikkingsmacht van belanghebbende is onttrokken. Ingeval van een calamiteit kunnen de verschuldigde uitkeringen derhalve nog enige tijd uit het vermogen van de kas en de gestelde zekerheid worden voldaan (...) 5.4. Nu jaarlijks een premie wordt vastgesteld die belanghebbende aan de afdelingskas verschuldigd is en deze zo wordt vastgesteld dat een reserve van ten minste een zesde deel van de jaarpremie gevormd wordt of in stand blijft, vormt het bedrag van de premie dat (...) wordt schuldig erkend een bedrijfslast in het jaar van (...) (blz. 17) schuldig erkenning. (...) Dit geldt ook voor het deel van de premie dat bestemd is voor het vormen of in stand houden van genoemde reserve daar deze reserve klaarblijkelijk is bestemd, en redelijkerwijs in deze omvang ook dient te worden gevormd, om in geval van tegenvallende uitkeringen aan de gerechtigden een ongestoorde uitbetaling daarvan ten laste van de afdelingskas te waarborgen. (...) Voor activering van het vermogen van de kas bij belanghebbende is slechts plaats indien een aanmerkelijke kans aanwezig zou zijn dat de kas op korte termijn zou worden beëindigd met een positief saldo. Beëindiging van de kas is (...) bepaald onaannemelijk. Naar het oordeel van het Hof is derhalve ook bij het onderbrengen van het onderhavige risico in een afdelingskas sprake van het verzekeren van het risico dat belanghebbende uitkeringen aan werknemers moet doen in geval van ziekte zonder dat daar tegenover arbeid wordt verricht. De afdelingskas dient er kennelijk voor om werkgevers en werknemers van ondernemingen van de onderhavige omvang met een relatief gunstig schadeverloop het daaruit voortvloeiende premievoordeel toe te spelen met behoud van het verzekeringskarakter. (...)"
IV.. Gelijkheid met eigen risico dragen; het primaire middelonderdeel.
A. . Het middel houdt primair in (onder 3.10, blz. 5), dat het arrest van 1987 beslissend is voor de thans aanhangige zaak. Wat immers beslist is voor het eigen risico dragen in een situatie waarin het eigen risico dragende lid gelijk gesteld is aan een afdelingskas, zou ook toegepast moeten worden op een lid dat een afdelingskas gevormd heeft.
B. . Het gaat hier zoals zo vaak bij regelgeving met overeenkomstige toepassingen en gelijkstellingen: in situaties die juist niet gelijk zijn, moet op gelijke of overeenkomstige wijze geoordeeld worden. De wetstoepasser moet dan uitmaken, welke ongelijkheden genegeerd moeten worden dan wel tot verschil in toepassing moeten leiden.
C. . Nu verhindert de gelijkstelling tussen de eigen risico dragende werkgever en de afdelingskas in ieder geval niet, dat de uitkeringen in het eerste geval ten laste ven de werkgever komen en in het tweede geval ten laste van de afdelingskas. (De gelijkstelling van het eigen risico dragende lid en een afdelingskas houdt nog niet in dat het zojuist bedoelde lid gelijk gesteld is aan een lid dat een afdelingskas gevormd heeft.)
D. . De afdelingskas is geen zelfstandige eenheid. Een nadere analyse moet dus uitwijzen wat het betekent dat de uitkeringen te haren laste komen.
E. . Deze analyse heeft het Hof verricht en het heeft bevonden dat door premieheffing in de afdelingskas een vermogen is ontstaan dat toekomt aan de Bedrijfsvereniging en dat ertoe strekt het risico dat aan de werknemers van de belanghebbende uitkeringen moeten worden gedaan zonder dat zij arbeid kunnen verrichten, ten laste van dat vermogen komt, dus, zo lang dat vermogen toereikend is, niet ten laste van de belanghebbende.
F. . Deze problematiek was in het arrest van 1987 niet aan de orde, zodat dat arrest ook niet beslissend kan zijn in de thans aanhangige zaak.
G. . Het primaire middelonderdeel faalt.
V. . Verzekering; het subsidiaire middelonderdeel.
A. . Het middel houdt subsidiair in (onder 3.12-16, blz. 5 v.) dat de belanghebbende het risico dat aan haar werknemers uitkeringen moeten worden gedaan zonder dat zij arbeid kunnen verrichten, niet verzekerd heeft.
B. . Nu is het niet te ontkennen dat het doel van de afdelingskas volgens de wettelijke formulering is de werkgever en de werknemers het risico van de ziekengeldverzekering zelf te doen dragen.
C. . 's Hofs analyse van de werking van het systeem wijst weliswaar uit dat zolang de afdelingskas bestaat en voldoende reserves heeft opgebouwd en blijft opbouwen, het risico van de werkgever beperkt blijft tot het positieve of negatieve belang bij het liquidatiesaldo, maar dat neemt niet weg dat het risico door de werkgever mede gedragen wordt doordat de premies waaruit de afdelingskas haar reserves op peil houdt, tot de grotere of kleinere bedragen die daarvoor nodig zijn, te zijnen laste komen.
D. . De omstandigheid dat de middelen van de afdelingskas weliswaar aan de bedrijfsvereniging toebehoren, maar afzonderlijk worden geadministreerd, wijst ook uit dat het draagvlak van de afdelingskas niet breder is dan het draagvlak van de werkgever zelf.
E. . Naar ik meen, verhindert zulks van verzekering te spreken.
F. . Derhalve gaat het subsidiaire middelonderdeel op.
VI. . De te nemen beslissing.
A. . Naar het mij voorkomt, blijkt uit 's Hofs motivering dat zijn beslissing op een verkeerde rechtsopvatting omtrent het begrip "verzekeren" berust.
B. . Dit zal tot vernietiging van de aangevallen uitspraak moeten leiden.
C. . Daarmee komen de overige geschilpunten tussen de belanghebbende en de inspecteur der Vennootschapsbelasting te P weer open.
D. . Deze vergen nader onderzoek van feitelijke aard, zodat Uw Raad niet ten principale recht zal kunnen doen.
VII. . Conclusie.
Het subsidiaire middelonderdeel gegrond bevindende, concludeer ik tot vernietiging van de aangevallen uitspraak en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden