2.2 Een eerste vraag is hier een vraag van samenloop: is er naast de regeling van art. 1843 BW (oud) en 3:70 van het huidige BW plaats voor een op onbevoegde vertegenwoordiging gebaseerde actie uit onrechtmatige daad?
Ik stel voorop - het Hof stelt dit in zijn rov. 7 ook voorop - dat naar huidige opvattingen de aansprakelijkheid van de onbevoegde vertegenwoordiger zelf op de genoemde wetsbepalingen berust en niet op onrechtmatige daad. De grondslag van deze aansprakelijkheid is hierin gelegen dat degene die in het maatschappelijk verkeer een verklaring aflegt (hier een verklaring dat hij gevolmachtigde is) behoort op te komen voor de gevolgen van die verklaring. Aldus Rechtshandeling en overeenkomst (Bloembergen) nr 114 en Asser-Van der Grinten nr 93.
In een vaak geciteerde uitspraak heeft het Arnhemse Hof (17 januari 1962, NJ 1962, 451, BR 1970, nr 236 inzake Gorter/ Zwolle) geoordeeld dat een actie uit onrechtmatige daad niet kan slagen, "nu door deze aktie langs een omweg hetzelfde beoogd wordt als bij de bespreking van de vorige grieven werd uitgesloten, te weten de Gemeente aansprakelijk te stellen voor de gevolgen van het niet voldoen aan toezeggingen gedaan en verwachtingen, gewekt door personen, die de Gemeente niet kunnen binden...".
Ik blijf bij mijn vroeger (met name in de Bouwrechtmonografie) vertolkte opvatting dat deze redenering niet overtuigt. Er is niet een "omweg", maar een andere weg. De vereisten zijn anders: in het ene geval het handelen als gevolmachtigde zonder het te zijn, in het andere geval een onrechtmatig handelen. En de rechtsgevolgen zijn ook anders: het instaan brengt naar huidige opvattingen mede dat de tussenpersoon het zogenaamde positieve contractsbelang moet vergoeden; bij onrechtmatige daad zal men als regel niet verder kunnen komen dan het negatieve belang.
Trouwens in het algemeen geldt bij samenloop van wettelijke regelingen dat beide regelingen voor toepassing in aanmerking (cumulatie), tenzij de wet voorschrijft of onvermijdelijk meebrengt dat de ene regeling toepassing van de andere uitsluit (exclusiviteit). Ik volsta met te verwijzen naar de conclusie (onder 15) van mijn ambtgenoot Strikwerda bij HR 19 februari 1993, NJ 1994, 290 (CJHB), waar ook verdere gegevens zijn te vinden. Mij dunkt dat er in onze situatie geen enkele reden voor exclusiviteit is.
In het voorbijgaan teken ik aan dat art. 6:172, betreffende de aansprakelijkheid voor een bevoegde vertegenwoordiger, aan het vorenstaande niet afdoet. Naar nieuw recht staat naast die aansprakelijkheid de aansprakelijkheid voor fouten van ondergeschikten (art. 6:170). Vergelijk PG Boek 6 blz. 732 (bovenaan).