ECLI:NL:PHR:1996:51
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hartkamp
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en bedrog bij beëindigingsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] B.V. en [verweerder]. [verweerder] trad op 1 april 1990 in dienst als hoofd administratie, maar voldeed niet aan de verwachtingen van [eiseres], die op 28 oktober 1993 een beëindigingsovereenkomst met hem ondertekende. Deze overeenkomst beëindigde het dienstverband per 1 januari 1994 en bevatte een vergoeding van f 50.000,-. Echter, [eiseres] stelde [verweerder] op 10 december 1993 op staande voet ontslagen te hebben, omdat hij bedrog of dwaling zou hebben gepleegd door zijn nevenactiviteiten te verzwijgen. [verweerder] had namelijk een vennootschap onder firma opgericht, wat hij niet had gemeld. De kantonrechter wees de vordering van [verweerder] af, maar de rechtbank vernietigde dit vonnis en wees zijn vorderingen toe. [eiseres] ging in cassatie, waarbij zij zich beriep op bedrog en dwaling. De Hoge Raad oordeelde dat voor een geslaagd beroep op bedrog vereist is dat de wederpartij is bewogen tot het sluiten van de overeenkomst door opzettelijk onjuiste mededelingen of het verzwijgen van feiten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [eiseres] niet voldoende had aangetoond dat [verweerder] met de bedoeling om te misleiden had gehandeld. Ook het beroep op dwaling werd verworpen, omdat niet was aangetoond dat de overeenkomst onder andere voorwaarden zou zijn gesloten. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van [eiseres].