A. . Het beroep in cassatie is gericht tegen de schriftelijke uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (hierna te noemen het Hof) van 1 mei 1995, nr. 0497/93, Fiscaal up to Date, 27 juli 1995, blz. 28, nr. 95-1499 . Het is ingesteld door de staatssecretaris van Financiën (hierna te noemen de Staatssecretaris). Van het beroep in cassatie is melding gemaakt in Fiscaal up to date 24 augustus 1995, blz. 38, punt 95-1678 .
B. . De belanghebbende, X C.V., heeft in 1987 onder meer geïnvesteerd in een zalm-, verpakkings- en verwerkingslijn voor een bedrag van 99% van ƒ 1.312.883,-.
C. . Met betrekking tot die investering heeft de belanghebbende in haar aangifte voor de vennootschapsbelasting 1987 aanspraak gemaakt op een investeringsbijdrage van ƒ 162.470,-. Haar totale aanspraak op investeringsbijdragen over 1987 bedroeg ƒ 303.679,-; haar belastbare bedrag was nihil.
D. . De (primitieve) aanslag in de vennootschapsbelasting 1987 is dienovereenkomstig geregeld. Dat wil zeggen dat er niets te betalen of te ontvangen was.
E. . De investeringsbijdragen met betrekking tot het belastingjaar 1987 blijven op de voet van artikel 23b, lid 2, 1e volzin, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb. 1969), tekst geldend voor 1987 tot en met 1989, verrekenbaar met belasting over de jaren tot en met 1995.
F. . In 1988 heeft belanghebbende de zalm-, verpakkings- en verwerkingslijn verkocht.
G. . Ter zake van die verkoop heeft zij een desinvesteringsbetaling van ƒ 94.793,- in haar aangifte voor de vennootschapsbelasting 1988 vermeld. Zij maakte aanspraak op een investeringsbijdrage van ƒ 185.852,-. Ook over 1988 was het belastbare bedrag nihil.
H. . De (primitieve) aanslag in de vennootschapsbelasting 1988 is dienovereenkomstig geregeld, met dien verstande dat ten gevolge van een schrijffout de genoemde desinvesteringsbetaling gesteld is op ƒ 94.973,-. Een en ander blijkt uit het aanslagbiljet, dat in fotokopie als bijlage 5 bij de aanvulling van het beroepschrift tot de stukken van het geding behoort. Ik neem daaruit over: belastbaar bedrag nihil; verlaging door investeringsbijdragen ƒ 94.973,-; verhoging door desinvesteringsbetalingen ƒ 94.973,-; vastgestelde investeringsbijdrage dit jaar ƒ 185.852,-; nog te verrekenen investeringsbijdrage ƒ 90.879,-.
I. . Op grond van art. 3 Wet van 3 juli 1991, houdende temporisering van de uitbetaling van investeringsbijdragen en beëindiging op termijn van de verrekening van die bijdragen, Stb. 1991, 356 (hierna te noemen Wet WIR-knip), heeft het hoofd van de eenheid grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst bij navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting 1988 het belastingbedrag verhoogd van nihil tot ƒ 75.976,-, zijnde (afgerond) 80 % van ƒ 94.973,-.
J. . Het Hof heeft de navorderingsaanslag vernietigd.
K. . Het beroep in cassatie is in overeenstemming met de voorschriften ingesteld. Het steunt op een middel van cassatie.
L. . De belanghebbende heeft bij brief van 18 september 1995 laten weten