A. . Tegen de schriftelijke uitspraken van het gerechtshof te Amsterdam (hierna te noemen het Hof) van 13 februari 1996, nrs. 95/0747 en 95/0748, Fiscaal up to date 18 april 1996, blz. 28, punt 96-917, is door de belanghebbende, X B.V., beroep in cassatie ingesteld. Van het instellen van beroep in cassatie is melding gemaakt in Fiscaal up to date 15 mei 1996, blz. 34, punt 96-1156 .
B. . De aandelen in de belanghebbende worden gehouden door A, B en C, ieder voor 33 1/6 %, en de heer D voor 0,5 %.
C. . De belanghebbende fungeerde tot 1988 als service-vennootschap voor E B.V., welke vennootschap een reclamebureau exploiteerde. Deze vennootschap, waarin de aandelen waren gecertificeerd, had ten behoeve van haar werknemers een stock-option plan opgezet. Werknemers die door uitoefening van de opties verkregen certificaten wilden verzilveren, konden dit uitsluitend doen door ze aan de belanghebbende te verkopen.
D. . De belanghebbende heeft slechts één keer, in 1989, certificaten gekocht, en wel van één werknemer 823 stuks. Deze 823 certificaten vertegenwoordigden 2,01 % van het geplaatste kapitaal van E B.V.
E. . Sinds medio 1986 zijn gesprekken gevoerd met verschillende geïnteresseerden, waaronder F PLC, met betrekking tot verkoop van de (certificaten van) aandelen in E B.V. Met F PLC zijn de gesprekken in 1988 afgebroken en in oktober 1989 opnieuw op gang gekomen.
F. . De gemachtigde van de belanghebbende heeft op 26 maart 1990 aan het Hoofd van de Belastingdienst/Grote ondernemingen te P (hierna te noemen de Inspecteur) verzocht te verklaren dat het aanhouden van de deelneming in de lijn van de normale uitoefening van haar onderneming ligt in de zin van art. 13, lid 8, Wet op de vennootschapsbelasting 1969, oorspronkelijke - dat is de toen nog geldende - tekst.
G. . De Inspecteur heeft op het verzoek een akkoordverklaring afgegeven.
H. . De besprekingen met F PLC hebben op 21 mei 1990 tot een overeenkomst geleid. Uit dezen hoofde heeft de belanghebbende in 1990 een winst van ƒ 510.319,- en in 1992 een winst van ƒ 567.409,- gerealiseerd.
I. . In geschil is of voor de heffing van de vennootschapsbelasting 1990 en de vennootschapsbelasting 1992 de 823 certificaten E B.V. in handen van de belanghebbende als een deelneming aangemerkt behoren te worden, in welk geval de gerealiseerde winst vrijgesteld is.
J. . Het Hof heeft het geschil in het nadeel van de belanghebbende beslecht.
K. . Het beroep in cassatie is in beide zaken zonder motivering en voor het overige in overeenstemming met de voorschriften ingesteld. Van de daartoe door de griffier van Uw Raad gegeven gelegenheid is tijdig gebruik gemaakt door inzending van motiveringen. Na deze aanvulling steunt het beroep in cassatie in beide zaken op twee, met Romeinse cijfers genummerde, middelen van cassatie.
L. . De staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschriften in cassatie de middelen bestreden.
M. . De zaken zijn voor de belanghebbende pro forma bepleit door mr J. J. M. Hertoghs, advocaat te Breda.
N. . Min of meer vergelijkbare zaken zijn aanhangig onder de nrs. 32.136 en 32.137 .
II. . Middel I, de oneigenlijke deelneming.
A. . De bijlage bij deze conclusie bevat gegevens over het houden van aandelenpakketten door vennootschapsbelastingplichtigen.
B. . Het beroepschrift inzake 1990 hield in (ik geef nadere vindplaatsen tussen haakjes aan):