Conclusie
Korte beschrijving van de zaak.
Het Burgerlijk Wetboek (BW).
Toerekening van na enquête vastgesteld wanbeleid aan commissarissen.
Verhaal van kosten van het onderzoek.
De bestreden beschikking.
Het geschil. (...) (blz. 24) (...) 3.5.1. Ir. [verzoeker 2] en Drs. [verzoeker 3] stellen dat zij (...) allereerst getracht hebben een goed inzicht te krijgen in het bedrijf (...) Vervolgens hebben zij prioriteit gegeven aan het versterken van het management in de persoon van een financiële directeur, die zij meenden gevonden te hebben in de persoon van [betrokkene 4] RA (...) Zij stellen dat [betrokkene 4] vlak voor de aandeelhoudersvergadering abrupt is vertrokken met achterlating van zijn brief van 6 juni 1989 (...) Met betrekking tot voormelde brief van [betrokkene 4] stellen zij aan de accountant te hebben opgedragen de daarin vermelde klachten te onderzoeken. Voorts merken zij op dat de voorraadwaardering wederom door hen aan de orde is gesteld, maar dat zij geen tijd hebben gehad om verdere maatregelen te nemen omdat zij enkele weken later als commissaris zijn afgetreden. (...) (blz. 25) (...) 3.5.3. (...) (blz. 26) (...) Met betrekking tot de voorraadwaardering merken zij op dat op grond van de uitvoerige informatie die zij hadden ingewonnen, de verwachting gewettigd was, dat de voorraden nog een opbrengst zouden kunnen genereren, die de waardering zoals opgenomen in de jaarrekening 1988 rechtvaardigde. (...) (blz. 27) (...) Zij hebben derhalve geen reden gezien in te grijpen ten aanzien van de voorraadwaardering. De brief van [betrokkene 4] van 6 juni 1989 maakte dat niet anders. Uiteraard hebben zij die brief aan de accountant ter hand gesteld met het verzoek de inschatting van [betrokkene 4] te controleren. De accountant kwam echter niet tot andere bevindingen dan daarvoor. Hetzelfde gold voor hen toen bleek dat [betrokkene 4] zijn brief niet verder wenste toe te lichten (...) (blz. 30) (...) 4.
De gronden van de beslissing4.1. Voorzover partijen de door de onderzoeker gerechercheerde feiten behoorlijk gemotiveerd hebben bestreden, zal het hof daarop - voorzover voor zijn beslissing noodzakelijk - in het navolgende ingaan. Met inachtneming van het terzake overwogene dienen die feiten het hof tot uitgangspunt. (...) 4.2. De onderzoeker heeft blijkens § 3.5 e.v. van zijn verslag geconstateerd dat vrijwel alle aandelen bij de in 1988 en 1989 uitgevoerde aandelenemissies in strijd met in de statuten van Text Lite opgenomen bepalingen onder het mom van personeelsopties direct dan wel indirect bij derden zijn geplaatst. Van de 1.993.928 in 1988 en 1989 uitgegeven aandelen blijken maar circa 19.000 aandelen te zijn uitgegeven aan personeelsleden. De overige aandelen (1.974.928) zijn uitgegeven aan derden. Met uitzondering van de hiervoor genoemde 19.000 aandelen, welke aan personeelsleden zijn uitgegeven is ten onrechte voorbij gegaan aan de voorkeursrechten van bestaande aandeelhouders. (...) Uit voormelde vaststellingen - die niet voldoende gemotiveerd zijn bestreden - volgt dat de bestuurders van Text Lite (herhaaldelijk en op grote (blz. 31) schaal) op oneigenlijke wijze gebruik hebben gemaakt van personeelsoptieplannen en op die wijze statutaire voorkeursrechten van bestaande aandeelhouders hebben omzeild. (...) (blz. 33) (...) 4.10. (...) (regel 7) Uit het in § 9.2.2 op bladzijde 44 van het enquêteverslag (regel 8) vermelde citaat uit notulen van de vergadering (regel 9) van commissarissen blijkt naar het oordeel van (regel 10) het hof voldoende dat mr. [verzoeker 1] en drs. [betrokkene 3] (regel 11) op de hoogte zijn geweest van het (regel 12) feit dat onder het mom van personeelsopties uitgifte (regel 13) van aandelen rechtstreeks aan derden heeft (regel 14) plaatsgevonden. Het hof verwerpt dan ook de stelling (regel 15) van mr. [verzoeker 1] dat althans hij er niet van (regel 16) op de hoogte was dat de aandelen door de uitgevende (regel 17) instelling [A] & Co rechtstreeks aan derden werden (regel 18) uitgeleverd en dat die derden rechtstreeks aan (regel 19) Text Lite Holding betaalden. Gelet op het grote (regel 20) aantal transacties en de daarbij geplaatste hoeveelheden (regel 21) aandelen kan het naar het oordeel van het (regel 22) hof niet anders zijn dan dat commissarissen [verzoeker 1] (regel 23) en [betrokkene 3] zich ervan bewust moeten zijn (regel 24) geweest dat de bestuurders van Text Lite op oneigenlijke (regel 25) wijze gebruik hebben gemaakt van personeels-optieplannen (regel 26) en op die wijze statutaire voorkeursrechten (regel 27) van bestaande aandeelhouders hebben (regel 28) omzeild. Daaraan doet niet af hetgeen mr. [verzoeker 1] (regel 29) daartegen overigens nog heeft aangevoerd. Met betrekking tot de verwerking van de Philippijnen-order in de jaarrekening 1987 deelt het hof de mening van de onderzoeker dat commissarissen (blz. 34) zich een beter oordeel hadden moeten vormen over de presentatie van die order, gelet op de door de accountant geopperde bezwaren tegen verwerking ervan in 1987. Gelet op de in § 9.2.4 van het verslag vermelde omstandigheden, waarvan mr. [verzoeker 1] en drs. [betrokkene 3] op de hoogte waren, althans behoorden te zijn, en de bezwaren van de accountant waarvan zij hadden kennis genomen, hadden zij niet mogen gedogen dat de order in de jaarrekening 1987 werd opgenomen op de wijze als is geschied. Samenvattend concludeert het hof dat mr. [verzoeker 1] en drs. [betrokkene 3] als commissarissen ernstig tekort zijn geschoten in hun toezichthoudende taak en dat zij voorzover de besproken punten en de periode van hun aanstelling betreft, verantwoordelijk zijn voor het geconstateerde wanbeleid. 4.11. Ten aanzien van ir. [verzoeker 2] en drs. [verzoeker 3] heeft de onderzoeker in de § 9.3.15 en 9.3.16 van zijn verslag op goede gronden geconcludeerd dat zij met betrekking tot optierechten en uitoefenprijzen hebben meegewerkt aan het verschaffen van foutieve informatie aan de Vereniging voor de Effectenhandel. Gegeven de ernst van de signalen van de accountant "betwijfelt" de onderzoeker of [verzoeker 2] en [verzoeker 3] zich voldoende op de hoogte hebben gesteld van de kwaliteit van de door de directie gemaakte keuzes en ingenomen standpunten met betrekking tot de waardering van voorraden en ontwikkelingskosten in de jaarrekening 1988. Gewaarschuwd door de inhoud van de brief van 6 juni 1989 van [betrokkene 4] (...), met name door de daarin (...) genoemde bezwaren tegen de voorraadwaardering, hadden zij dienen na te gaan of [de voorraadwaardering] op redelijke gronden was gebaseerd en als zodanig verantwoord geacht kon worden. Dat hebben zij ten onrechte nagelaten. Zij zijn dan ook ernstig tekort geschoten in hun toezichthoudende taak. Hieraan doet niet af dat de onderzoeker ook geconstateerd heeft dat [verzoeker 2] en [verzoeker 3] zich in de korte tijd van hun bewind hebben ingespannen voor de begeleiding en verbetering van de bedrijfsvoering en het ondernemingsresultaat, daarbij hun kritiek op de directie niet verhullend, en al snel hebben getracht het financieel management met een nieuwe directeur te versterken alsmede om het oude management, op straffe van vrijwillig vertrek zonder financiële rechten, aan een positief financieel resultaat over 1989 te verplichten. De omstandigheid dat zij hebben meegewerkt aan het verschaffen van foutieve informatie aan de Vereniging voor de Effectenhandel en naar 's hofs oordeel (blz. 35) onvoldoende gewicht hebben toegekend aan de alarmerende brief van [betrokkene 4] maakt dat zij zodanig in hun toezichthoudende taak zijn tekortgeschoten dat zij in zoverre verantwoordelijk zijn voor het geconstateerde wanbeleid. (...) 4.13. In het voorgaande is het hof tot het oordeel gekomen dat (...) met betrekking tot de aandelenemissies, de Philippijnen-order, de (.. .) jaarberichten 1987 en 1988 en de rol van (...) commissarissen daarin, van wanbeleid blijkt. (...) 4.14. De kennelijk zonder voorbehoud door de algemene vergadering van aandeelhouders voor de jaren vanaf 1 januari 1987 verleende decharges van (...) commissarissen zijn ten onrechte gegeven - althans zonder dat had kunnen worden kennis genomen van en rekening gehouden met de relevante door (.. ) commissarissen te verstrekken gegevens -, voor zover die decharges de betrokkenheid en de rol van (...) mr. (blz. 36) [verzoeker 1] , Ir. [verzoeker 2] , Drs [verzoeker 3] en (...) bij de in 4.13. vermelde onderwerpen betreffen. In zoverre komen die besluiten voor vernietiging in aanmerking. De besluiten van commissarissen om achteraf nog te autoriseren de - kennelijk - buiten hun medeweten door de bestuurders genomen besluiten tot het verlenen van kortingen bij de emissies van 1988 en 1989 zijn (...) genomen om naar buiten toe de indruk te wekken dat de aandelen op reguliere wijze waren geplaatst, zulks ten onrechte. (...) Verzoekers hebben aannemelijk gemaakt dat zij als aandeelhouders belang hebben bij vernietiging van voormelde besluiten. Het hof zal die besluiten vernietigen. (...) 5.
De beslissingDe Ondernemingskamer: (blz. 37) - oordeelt dat (...) van wanbeleid is gebleken (...); - vernietigt de besluiten (...) tot decharge (...); - vernietigt de besluiten betreffende het verlenen van kortingen (...) en die betreffende de autorisatie daarvan achteraf; - besluit dat Text Lite Holding N.V. de (...) kosten van het onderzoek (...) kan verhalen op (...) Mr. [verzoeker 1] , Ir. [verzoeker 2] , Drs. [verzoeker 3] en (...) en veroordeelt dezen hoofdelijk tot betaling daarvan (...); - verwijst (...) Mr. [verzoeker 1] , Ir. [verzoeker 2] , Drs. [verzoeker 3] en (...) hoofdelijk in de kosten van dit geding (...); - wijst het meer of anders verzochte af. (.. )"
De beslissingDe Ondernemingskamer: 1. Beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken in de naamloze vennootschap Text Lite Holding N.V. (...) gedurende de drie jaren voorafgaand aan het faillissement, des dat de enquêteur de vrijheid wordt gelaten om te beoordelen welke specifieke onderwerpen hij (blz. 27) gegeven de beperkte bronnen en het beperkte budget (...) opportuun acht om te onderzoeken. (...)"
Mr [verzoeker 1](.. ) Uit het verslag volgt dat (tenminste) ten aanzien van twee onderdelen van het geconcludeerde wanbeleid (mede)-verantwoordelijkheid van de desbetreffende commissarissen aan de orde is (...) (blz. 12) (...) 10. Curatoren stellen zich op het standpunt dat er goede gronden zijn om de verplichting (...) tot vergoeding van de kosten (...) als een hoofdelijke verplichting aan te merken. (...)"
Middel II van mr S.
Middel III van mr S.
Middel IV van mr S.
Middel V van mr S.
Middel VI van mr S.
Middel VII van mr S.
Middel VIII van mr S.
Middel IX van mr S.
Middel X van mr S.
Middel XI van mr S.
Het middel van ir S. en drs W.
Ir [verzoeker 2] en Drs [verzoeker 3](...) (blz. 9) (...) De heren [verzoeker 2] en [verzoeker 3] hebben door het afleggen van een onjuiste verklaring, die ziet op de periode dat zij nog als commissaris aan de vennootschap waren verbonden, [een] onderdeel van het wanbeleid van de vennootschap (blz. 10) alsnog "afgedekt" jegens het bestuur. Curatoren zijn van oordeel dat zij dus doende mede-verantwoordelijk zijn voor dit gedeelte van het onjuiste beleid (...) van de vennootschap. (...) (blz. 12) (...) 10. Curatoren stellen zich op het standpunt dat er goede gronden zijn om de verplichting (...) tot vergoeding van de kosten (...) als een hoofdelijke verplichting aan te merken. (...)"
Conclusie.