VIII. . Beoordeling van het middel.
A. . Indien een scheepsreparateur/ondernemer schade toebrengt aan een schip dat door hem gerepareerd zal worden/wordt/is, zal in de regel ervan moeten worden uitgegaan dat schadeplichtigheid uit dien hoofde kosten van de onderneming oplevert. Dit is slechts anders indien het toebrengen van die schade in de privé sfeer ligt.
B. . De zojuist neergeschreven volzinnen vormen een parafrase van het arrest van 1996, hiervóór onder 1.1.2 geciteerd, welk arrest in deze zaak, in de terminologie van art. 25, 2e volzin, Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, inachtgenomen moet worden.
C. . Indien een inkomstenbelastingplichtige ondernemer uitgaven doet die in het grensgebied liggen van de ondernemingssfeer en de privé sfeer, kan de omstandigheid dat geen redelijk denkend ondernemer die uitgaven met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming zou doen, de aftrekbaarheid verhinderen.
D. . Aldus het arrest van 1983 (bijlage, onder 23) over reizen per eigen vliegtuig (Cessna). In dit geval ligt het voor de hand dat de uitgaven mede een privé karakter hadden, nu duidelijk is dat het vliegen in een eigen vliegtuig ook puur voor het genoegen van de vliegenier/eigenaar kan geschieden.
E. . Dit privé karakter was ook aanwijsbaar in het geval, berecht in het arrest van 1970 (bijlage, onder 20), waarin bij het houden van jachtpartijen "persoonlijke behoeften en levensstijl zozeer overheersen, dat (...)" de kosten niet als ondernemingskosten aangemerkt werden.
F. . Van uitgaven in de privé sfeer kan evenwel naar mijn oordeel alleen sprake zijn indien die uitgaven, minst genomen, enig verband houden met persoonlijke behoeftebevrediging van degene die de uitgaven doet.
G. . Nu heeft Hof 's-Hertogenbosch vastgesteld enerzijds dat de belanghebbende heeft gehandeld zoals geen redelijk denkende ondernemer zou handelen, en anderzijds dat hij wel tot redelijk denken in staat was.
H. . Dat laat echter de vragen onbeantwoord die in 1995/1996 rezen. Wat bewoog de belanghebbende wel ? Daaromtrent is niets vastgesteld. En toch dunkt mij dat het nodig is daaromtrent meer te weten ter beoordeling van de vraag of de uitgaven in de privé sfeer gedaan zijn.
I. . Ik meen daarom dat Uw Raad met de afdoening door Hof
's-Hertogenbosch geen genoegen kan nemen en dat nog een derde gerechtshof zich over de zaak zal moeten buigen.
IX. . Conclusie.
Het middel ten dele gegrond bevindende, concludeer ik tot vernietiging van de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch en tot verwijzing van het geding naar het gerechtshof te
's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,