ECLI:NL:PHR:2001:AA9666
Parket bij de Hoge Raad
- W. Wesseling-van Gent
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van werkgever voor asbestblootstelling en bewijslastverdeling
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Koninklijke Schelde Groep B.V. voor de schade die [erflater] heeft geleden als gevolg van blootstelling aan asbest tijdens zijn dienstverband van 1972 tot 1989. [Erflater] heeft gesteld dat hij tijdens zijn werk bij De Schelde blootgesteld is aan asbest, wat heeft geleid tot de diagnose mesothelioom in 1993. Hij vorderde een verklaring voor recht dat De Schelde tekort is geschoten in de zorgplicht en volledige schadevergoeding. De kantonrechter te Middelburg heeft de vorderingen van [erflater] afgewezen, omdat niet bewezen was dat hij aan asbest was blootgesteld. Dit vonnis werd door de rechtbank bekrachtigd, waarbij de rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de blootstelling bij [erflater] lag, conform artikel 7:658 BW.
In cassatie werd de vraag aan de Hoge Raad voorgelegd of de bewijslast van de blootstelling aan asbest terecht bij [erflater] was gelegd. De Hoge Raad overweegt dat de hoofdregel van bewijsrecht inhoudt dat de partij die zich op een rechtsgevolg beroept, voldoende feiten moet stellen waaruit dat gevolg kan worden afgeleid. De Hoge Raad bevestigt dat de bewijslast in beginsel op de werknemer rust, maar dat er uitzonderingen mogelijk zijn op basis van redelijkheid en billijkheid. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [erflater] niet voldoende feiten heeft gesteld om aan te tonen dat hij aan asbest is blootgesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het cassatieberoep ongegrond is en de Hoge Raad de eerdere uitspraken bevestigt.