1 De Rechtbank ('s Hertogenbosch) heeft in haar vonnis van 10 september 1999, rov. 3.1, zoals ook gebeurd is in het vonnis van de Kantonrechter van 13 juni 1996, rov. 2, vastgesteld dat het concurrentiebeding deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. Het concurrentiebeding is opgenomen in de aanstellingsbrief bij de arbeidsovereenkomst, zie prod. 4 behorend bij prod. II bij c.v.a. in conventie in eerste aanleg en prod. I bij m.v.gr.. [Verweerder] heeft ook onder de aanstellingsbrief een handtekening geplaatst.
2 Beschikking van de Kantonrechter te Eindhoven van 18 april 1994, prod. 18 behorend bij prod. II bij c.v.a. in conventie in eerste aanleg.
3 Vonnis overgelegd als prod. I bij c.v.a. in conventie in eerste aanleg en als Bijlage 10 bij akte in conventie en reconventie, tevens c.v.d. in reconventie in eerste aanleg.
4 De executie van dit vonnis, en in het kader daarvan de uitleg van het opgelegde verbod, hebben ook aanleiding gegeven tot (kort geding)procedures tussen partijen, zoals o.a. blijkt uit prod. 10 bij OBZ's akteverzoek van 12 februari 1999 in het onderhavige geding.
5 De cassatiedagvaarding is van 9 december 1999, zodat het beroep binnen de termijn van art. 402 Rv is ingesteld.
6 Te vinden in de pleitnotitie namens OBZ in appel, onder II en III, m.n. nrs. 7 en 8, vgl. nr. 2.1. van het cassatiemiddel.
7 De motiveringsplicht van de (civiele) rechter wordt nader beschreven door Korthals Altes in Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), p. I 871 - 873 en in "Gemotiveerd Gehuldigd" (van Boeschoten bundel 1993), p. 100 -102; en bij Veegens-Korthals Altes-Groen, Cassatie in Burgerlijke Zaken (1989), nrs. 119 -122, zie met name nr. 120.
8 Zie daarvoor bijvoorbeeld Asser-Hartkamp 4-II (2001), nr. 288; HR 23 juni 1995, NJ 1996, 566 m.nt. HJS rov. 3.4.3 , de noot onder dit arrest, nr 2, en de daar aangehaalde verdere vindplaatsen..
9 In de literatuur wordt overigens beschreven dat concurrentiebedingen ook andere belangen kunnen dienen, zoals het belang om werknemers aan zich te binden (door de mogelijkheid om elders werkzaam te zijn tot oninteressante proporties terug te brengen); zie bijvoorbeeld Bakels, o.a. in NJB 1962, p. 730; Asscher-Vonk, Toegang tot de dienstbetrekking (diss. 1989), p. 68; Olbers, SMA 1991, p. 585 (l.k. boven) en de Groot en Frielink, SR 1992, p. 165 (r.k. onder).
10 Als de door het middel verdedigde stelling juist was zou men verwachten dat concurrentiebedingen gewoonlijk ongeveer zo zouden luiden: "de werknemer zal zich onthouden van al datgene wat aan het bedrijfsdebiet van de werkgever afbreuk kan doen, en wel zowel gedurende de dienstbetrekking als na afloop daarvan.". Zo treft men concurrentiebedingen in de praktijk (hoogst) zelden aan (zie overigens Olbers t.a.p. p. 579, r.k..). Ik denk dus dat dat (mede) daarom zo is, omdat een concurrentiebeding een wijdere strekking heeft dan alléén het bewerkstelligen van optimale bescherming van het debiet van (de onderneming van) de werkgever.
11 Dat wordt ook niet anders wanneer men daarbij in aanmerking neemt dat in de tussen partijen gevoerde procedures in kort geding, zie al. 2 hiervóór, een ruimere uitleg aan het concurrentiebeding is gegeven. (Op dat feit legt OBZ enige nadruk). Ongetwijfeld kan men over de uitleg van dit beding verschillend denken. Dat betekent niet, dat de door de Rechtbank in het in cassatie bestreden vonnis gegeven uitleg zonder nadere uitleg onbegrijpelijk is.
12 Formulering ontleend aan HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 m.nt. CJHB. De formule uit dit arrest pleegt inmiddels algemeen te worden aangeduid als "de Haviltex-maatstaf". Daardoor wordt misschien tekort gedaan aan Ermes c.s. die, als (succesvolle) eisers tot cassatie in de betreffende zaak, een betere aanspraak op "vaderschap" ten aanzien van deze maatstaf hebben dan de toenmalige verweerster in cassatie Haviltex B.V..
13 Werknemersconcurrentie (diss), 1995, p. 214 -217 (waarbij de schrijver zich ook zelf aansluit bij de voorstanders van uitleg in het voordeel van de werknemer). De op deze plaats door Grapperhaus aangehaalde publicatie van Bauerle-Hetebrij levert overigens volgens mij geen steun op voor het daar verdedigde standpunt. Zie ook Arbeidsovereenkomst (losbl.) p. 20 bij art. 7: 653; Jacobs en Mattijsen, WPNR 6178, p. 275.
14 Arbeidsovereenkomstenrecht, 1999, p. 142.
15 De Arbeidsovereenkomst, 1975, p. 132 - 133.
16 Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst, 1999, p. 70 e.v..
17 Uitleg in het voordeel van de werknemer onderschrijft Ktr. Heerenveen 16 december 1996, Prg. 1997, 4707, p. 139 e.v.. Uitleg overeenkomstig de "Haviltex-maatstaf" zonder méér ziet men bij Ktr. Tiel 17 november 1995, Prg. 1996, 4469, p. 121 e.v.. Ktr. Apeldoorn 15 juni 1995, Prg. 1995, 4377, p. 665 e.v. verwerpt uitdrukkelijk, dat restrictieve uitleg ten nadele van de werkgever geoorloofd zou zijn.
18 Het betreft hier echter een argument à contrario, waardoor extra voorzichtigheid geboden is.