ECLI:NL:PHR:2001:AD3944
Parket bij de Hoge Raad
- L. Strikwerda
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen de Rabobank inzake onrechtmatige opzegging van krediet en bewijsaanbod
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door [eiser] tegen de Coöperatieve Rabobank Den Ham-Vroomshoop e.o. B.A. Het cassatieberoep berust op twee middelen. Het eerste middel richt zich tegen rechtsoverweging 4.7 van het tussenarrest, waarin het Hof oordeelt dat [eiser] onvoldoende feiten heeft gesteld ter onderbouwing van zijn claim dat de Rabobank het krediet aan Obratech onrechtmatig heeft opgezegd. Het Hof heeft vastgesteld dat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, waardoor zijn bewijsaanbod niet ter zake dienend is. De Hoge Raad bevestigt dat het aan de procespartijen is om alle relevante feiten te stellen en dat een rechter een bewijsaanbod kan verwerpen als de stelplicht niet is nageleefd.
Het tweede middel bestaat uit drie onderdelen en richt zich tegen rechtsoverwegingen 2.3 en 2.4 van het eindarrest van het Hof. Onderdeel a van het tweede middel faalt, omdat het Hof oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de deskundigheid van [betrokkene A], ondanks het feit dat hij ten tijde van de taxatie niet beëdigd was als makelaar machinerieën. Het Hof heeft vastgesteld dat [betrokkene A] de getaxeerde machines heeft gezien en onderzocht, wat onderdeel b van het middel onderuit haalt. Onderdeel c, dat stelt dat [eiser] schade heeft geleden, wordt eveneens verworpen. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen gegadigde was die bereid was de zaken voor een hogere prijs te kopen dan de getaxeerde waarde. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat het beroep moet worden verworpen op basis van artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie.