ECLI:NL:PHR:2001:AD3955

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/056HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • A.S. Hartkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door [eiser] tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 oktober 1999 is gewezen. De feiten van de zaak zijn vastgelegd in een (tussen)vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 oktober 1998. Het Gerechtshof heeft het vonnis bekrachtigd, waarna [eiser] tijdig beroep in cassatie heeft ingesteld. Het cassatiemiddel bestaat uit zeven onderdelen, waarvan het eerste en het laatste onderdeel nader verdeeld zijn. De klachten van [eiser] zijn gericht tegen de rechtsoverwegingen 4.3 tot 4.6 van het arrest van het Gerechtshof.

De conclusie van de Procureur-Generaal, Mr. A.S. Hartkamp, is dat alle klachten falen. De Procureur-Generaal stelt dat de beslissingen van het Gerechtshof niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk zijn. Bij de afzonderlijke klachten wordt opgemerkt dat de klacht van onderdeel 1a feitelijke grondslag mist, omdat deze slechts een deel vermeldt van de gronden waarop het hof zijn beslissing heeft gebaseerd. Het hof was bovendien niet verplicht om op alle stellingen van [eiser] in te gaan, mede gezien de wijze waarop deze waren geuit en de verdediging door [verweerster].

De Procureur-Generaal concludeert dat de overige onderdelen van het cassatiemiddel ook falen, omdat de beslissingen van het hof niet onbegrijpelijk zijn en de stellingen van [eiser] niet voldoende onderbouwd zijn. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, wat betekent dat het arrest van het Gerechtshof in stand blijft.

Conclusie

Mr. A.S. Hartkamp
nr. C00/056HR
zitting 21 september 2001
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
[Verweerster]
Voor de in deze zaak vaststaande feiten, waarvan ook in cassatie kan worden uitgegaan, verwijs ik naar het (tussen)vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 oktober 1998 (r.o. 2).
Dit vonnis is bekrachtigd door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 27 oktober 1999.
Tegen dit arrest heeft [eiser] tijdig beroep in cassatie ingesteld met een cassatiemiddel dat bestaat uit zeven onderdelen, waarvan het eerste en het laatste onderdeel nader verdeeld zijn.
De klachten zijn gericht tegen de r.o. 4.3 tot 4.6 van 's hofs arrest. Ik meen dat alle klachten falen, omdat 's hofs beslissingen niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk zijn. Bij de afzonderlijke klachten merk ik nog het volgende op.
De klacht van onderdeel 1a mist m.i. feitelijke grondslag, nu zij slechts een deel vermeldt van de gronden waarop het hof zijn beslissing heeft gebaseerd. Het hof was voorts niet gehouden om op alle aangehaalde stellingen van [eiser] in te gaan, zulks mede gelet op de weinig klemmende wijze waarop zij waren geuit en de wijze waarop [verweerster] zich ertegen had verweerd. Onderdeel 1b stuit af op de niet onbegrijpelijke beslissing van het hof. Ook onderdeel 2 faalt, omdat de beslissing waartegen de klacht opkomt van feitelijke aard en m.i. niet onbegrijpelijk is. Onderdeel 3 mist zelfstandige betekenis.
Onderdeel 4 faalt omdat 's hofs beslissing tegenover de stellingen van [eiser] m.i. geen nadere motivering behoefde. Het onderdeel, dat opkomt tegen r.o. 4.4, miskent trouwens dat 's hofs beslissing tevens berust op de overwegingen vervat in r.o. 4.5. Onderdeel 5 faalt omdat niet aannemelijk is dat het hof de in het onderdeel opgenoemde omstandigheden niet in zijn beoordeling heeft betrokken. Van een onjuiste rechtsopvatting geeft r.o. 4.5 naar mijn mening niet blijk. Hierop stuiten ook de onderdelen 6 en 7 af.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden