1 De overeenkomst is overgelegd als prod. 1 bij de conclusie van antwoord.
2 Tegen deze vaststelling wordt in onderdelen 2 en 3 van het middel opgekomen. Deze klachten worden uiteraard hierna besproken.
3 Superunie had zich erop beroepen dat in feite niet onaanzienlijk méér was afgenomen.
4 Uit de processtukken blijkt dat BVO de geleverde producten moest factureren en dat betalingen - door de leden van Superunie, dus niet door Superunie zelf - aan BVO werden gedaan, die weer voor doorbetaling aan [eiser] moest zorgen.
5 De cassatiedagvaarding dateert van 23 februari 2000, wat binnen de termijn van art. 402 Rv is.
6 Asser-Hartkamp 4-II, 2001, nr. 280.
7 Zie bijvoorbeeld de conclusie van (destijds) A-G Hartkamp voor HR 11 juni 1999, NJ 1999. 750, al. 5 en de daar aangehaalde verdere bronnen; zie ook de conclusie voor HR 23 maart 2001, NJ 2001, 304, al. 10.
8 HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex).
9 Aan het feit dat in een rechterlijke beslissing niet uitdrukkelijk naar deze maatstaf voor de uitleg van contractsbepalingen wordt verwezen, mag in het algemeen niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de rechter die maatstaf uit het oog heeft verloren; zie bijvoorbeeld de conclusie van (destijds) A-G Hartkamp voor HR 27 april 2001, JOL 2001, 292, al. 3.
10 O.a het uitgangspunt dat (Superunie moest begrijpen dat) [eiser] niet aan andere afnemers dan (de leden van) Superunie zou leveren. [Eiser] heeft te bewijzen aangeboden dat hij in feite geen "overtollige" broccoli aan anderen hééft geleverd. Dat is iets wezenlijk anders.
11 De toelichting op de grief lijkt overigens vooral geldend te willen maken dat Superunie in sommige weken (beduidend) minder dan de gemiddelde hoeveelheid heeft afgenomen, en in andere weken het verschil door het afnemen van grotere hoeveelheden heeft "goedgemaakt". Die klacht werd echter in het geheel niet met concrete gegevens onderbouwd. Het hof is daar dan ook niet op ingegaan, en daarover wordt in cassatie niet geklaagd. Voor de beoordeling in cassatie is dit gegeven inzoverre relevant, dat het nader verduidelijkt waarom het hof de grieven niet zo behoefde te begrijpen als het cassatiemiddel het wil.
12 Zoals dat ook met de in de schriftelijke toelichting als voorbeeld genoemde telefoonpalen niet altijd het geval is - bijvoorbeeld als het beginpunt of het eindpunt van de kilometer de telefooncentrale is. In het onderhavige geval speelt nog een rol dat de stellingen van partijen ook zo kunnen worden begrepen, dat de leveringen in de loop van de eerste weken (weken 25 en 27) zijn begonnen en in de loop van de laatste week zijn gestaakt - waardoor ook ca. een week verloren kan gaan.
13 De rekenfout waarop het middel hier doelt zou overigens, als men slechts één week extra in aanmerking moet nemen, voor de beoordeling van de zaak nauwelijks verschil (kunnen) maken. Er zou dan - gezien het feit dat er totaal 285.711 kg is uitgeleverd, en dat er bij 19 en 17 weken (aan de hand van de getallen uit rov. 5 van het vonnis van de rechtbank) in totaal 286.795 kg broccoli uitgeleverd hadden moeten worden - sprake zijn van een tekort van 1089 kg. Bij een prijs van ƒ1,90 respectievelijk ƒ2,15 per kg zou dit - als we uitgaan van het gemiddelde van ƒ2,025 per kg- neerkomen op een bedrag van ƒ2205,23.
14 Anders dan middelonderdeel 4.2 suggereert heeft Superunie in appel alle argumenten die zij in eerste aanleg had aangevoerd (en die ik eerder kort samengevat weergaf) in appel herhaald, zie nrs. 4.26 - 4.28 van de memorie van antwoord.
15 Zoals Hugenholtz-Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht (1998), nr. 122 het kernachtig formuleert: aan de bewijslast gaat de stelplicht vooraf.
16 Op bezwaren van deze strekking had Superunie zich bij conclusie van dupliek, al. 23, en bij memorie van antwoord, al. 4.27 beroepen. Ook op die stelling(en) van Superunie heeft [eiser] niet gereageerd. (Ook) daarom kon zonder brede motivering op dit punt worden beslist.