ECLI:NL:PHR:2001:AD4430
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vervallen van het recht tot strafvordering door overlijden van de verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage de verzoekster, die inmiddels is overleden, veroordeeld tot één maand voorwaardelijke gevangenisstraf en onttrekking aan het verkeer van haar hond, genaamd 'Bobby'. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft op 14 februari 2001 cassatie ingesteld namens de verzoekster. Echter, na het overlijden van de verzoekster op 23 januari 2001, heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het recht tot strafvordering is vervallen op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat de strafvervolging niet kan doorgaan, omdat de verdachte niet meer in leven is.
Het gerechtshof had in hoger beroep niet alleen de veroordeling van de verzoekster uitgesproken, maar ook de onttrekking aan het verkeer van de hond. De Hoge Raad oordeelt dat het verval van het recht tot strafvordering door de dood van de verzoekster zich ook uitstrekt tot de onttrekking van de hond. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat de dood van de verdachte gevolgen heeft voor de strafvervolging.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden uitspraak van het gerechtshof moet worden vernietigd, behoudens het deel waarin het vonnis van de rechtbank is vernietigd. De Hoge Raad merkt op dat, hoewel de onttrekking aan het verkeer van de hond kan worden bevolen op vordering van het openbaar ministerie, dit in dit geval niet voor de hand ligt gezien de motivering van het hof. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging, gezien de omstandigheden van de zaak.