ECLI:NL:PHR:2001:AD4496
Parket bij de Hoge Raad
- M. Mok
- Rechtspraak.nl
Wijziging statuten stichting Henriëtte Sara de Lanoy Meijer Stichting en ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak gaat het om de wijziging van de statuten van de stichting Henriëtte Sara de Lanoy Meijer Stichting. De verzoekers, die samen het bestuur van de stichting vormen, hebben op 14 juni 2000 een verzoek ingediend bij de rechtbank te Utrecht om de statuten te wijzigen. De rechtbank heeft dit verzoek op 20 juli 2000 toegewezen. Echter, de verweerder in cassatie, die niet aanwezig was in de eerste aanleg, heeft op 11 januari 2001 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft de verweerder ontvankelijk geacht in zijn hoger beroep, omdat hij als een andere belanghebbende werd beschouwd volgens artikel 429n, lid 2 Rv.
Het hof heeft op 26 april 2001 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot wijziging van de statuten afgewezen. De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag te beantwoorden of het oordeel van het hof over de ontvankelijkheid van de verweerder juist is. Artikel 996, aanhef en onder d, Rv. bepaalt dat in zaken tot wijziging van de statuten van een stichting hoger beroep binnen twee maanden na de eindbeschikking moet worden ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de appeltermijn van openbare orde is en dat een procespartij het recht om een beroep te doen op een bepaling van openbare orde niet kan verliezen door haar eerdere houding in de procedure.
De Hoge Raad concludeert dat het hof de verweerder ambtshalve niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn hoger beroep, ongeacht de omstandigheden die de verweerder aanvoert over zijn kennis van de procedure. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het gerechtshof en verklaart de verweerder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van de termijnen in het procesrecht en de toepassing van de lex specialis in het geval van statutenwijzigingen van stichtingen.