ECLI:NL:PHR:2001:ZC3687

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C00/273HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en koopovereenkomst bij sieruien

In deze zaak vordert eiseres tot cassatie, [eiseres], veroordeling van verweerders in cassatie, [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3], en [verweerder 4], tot afgifte van een partij sieruien (Allium Globemaster) tegen een prijs van ƒ 1.300.000,--, alsmede hoofdelijke veroordeling tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Eiseres stelt dat verweerders onrechtmatig hebben gehandeld door de partij sieruien op 11 mei 1998 van de eigenaar, [betrokkene A], te kopen, terwijl zij wisten dat eiseres deze partij eerder op 2 mei 1998 van [betrokkene A] had gekocht onder de ontbindende voorwaarde dat de financiering vóór 15 mei 1998 rond zou zijn.

Zowel de rechtbank te Alkmaar als het Gerechtshof te Amsterdam hebben de vorderingen van eiseres afgewezen. Het hof oordeelde dat niet is komen vast te staan dat verweerders wisten van de eerdere koopovereenkomst tussen eiseres en [betrokkene A]. Bovendien zijn er geen bijzondere omstandigheden gesteld die erop wijzen dat verweerders onzorgvuldig hebben gehandeld door ook van [betrokkene A] te kopen. De enkele wetenschap van de tweede koper dat de verkoper wanprestatie pleegt tegenover de eerste koper is onvoldoende om onzorgvuldig handelen aan te nemen.

Het hof heeft zijn beslissing gebaseerd op twee gronden die elk zelfstandig kunnen dragen. Het cassatieberoep is ingesteld op basis van een middel dat beide gronden bestreed. Onderdeel 1 van het middel richt zich tegen de afwijzing van het bewijsaanbod van eiseres, maar het hof heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om aan te nemen dat verweerders wisten van de eerdere koopovereenkomst. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Nu onderdeel 1 faalt, heeft eiseres geen belang meer bij de bespreking van onderdeel 2, dat zich richt tegen een andere rechtsoverweging. De aangevoerde klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Rolnr. C00/273
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 18 mei 2001
Conclusie inzake:
[Eiseres]
tegen
1. [Verweerster 1]
2. [Verweerder 2]
3. [Verweerder 3]
4. [Verweerder 4]
Edelhoogachtbaar college,
1.1 In deze zaak vordert eiseres tot cassatie, [eiseres], kort gezegd veroordeling van verweerders in cassatie, [verweerder] c.s., tot afgifte van een partij sieruien (Allium Globemaster) tegen een prijs van ƒ 1.300.000,--, alsmede hoofdelijke veroordeling van [verweerder] c.s. tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
1.2 Aan deze vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat [verweerder] c.s. jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door genoemde partij sieruien op 11 mei 1998 van de eigenaar, [betrokkene A], te kopen en deze koopovereenkomst vervolgens ook ten uitvoer te leggen, terwijl zij op dat moment wisten dat [eiseres] die partij reeds eerder, op 2 mei 1998, van [betrokkene A] had gekocht onder de ontbindende voorwaarde dat [eiseres] vóór 15 mei 1998 de financiering van de koopprijs rond zou hebben.
1.3 Zowel de rechtbank te Alkmaar1 als het Gerechtshof te Amsterdam2 hebben deze vorderingen afgewezen. Het hof heeft daartoe overwogen dat (1) niet is komen vast te staan dat [verweerder] c.s. wisten dat [betrokkene A] reeds een koopovereenkomst was aangegaan met [eiseres] (rov. 4.4-4.5) en dat (2) bovendien geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden gezegd dat [verweerder] c.s. - gesteld dat zij wel van die eerdere verkoop hebben geweten - jegens [eiseres] onzorgvuldig hebben gehandeld door ook van [betrokkene A] te kopen. De enkele wetenschap van de tweede koper dat de verkoper wanprestatie pleegt tegenover de eerste koper is daarvoor onvoldoende (rov. 4.6).
1.4 Het hof heeft zijn beslissing aldus doen steunen op twee gronden die deze beslissing ieder zelfstandig kunnen dragen. Het tijdig3 ingestelde cassatieberoep berust op een uit twee onderdelen opgebouwd middel, waarmee beide gronden worden bestreden.
1.5 Onderdeel 1 is gericht tegen rechtsoverweging 4.5 en klaagt erover dat het hof het bewijsaanbod van [eiseres] ten aanzien van haar stelling dat [verweerder] c.s. wisten dat [betrokkene A] reeds met haar een koopovereenkomst had gesloten ten onrechte, althans op ondeugdelijke gronden heeft gepasseerd.
1.6 Deze klacht faalt. In rechtsoverweging 4.4 heeft het hof in cassatie onbestreden geoordeeld dat tenminste moet komen vast te staan dat [verweerder] c.s. wisten van de eerdere koopovereenkomst tussen [betrokkene A] en [eiseres] en dat het op de weg van [eiseres] ligt feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan deze wetenschap kan worden aangenomen. In rechtsoverweging 4.5 heeft het hof vervolgens de in dit verband door [eiseres] in eerste en tweede aanleg aangevoerde feiten en omstandigheden onderzocht en geoordeeld dat deze feiten, ook indien zij worden bewezen, niet de conclusie wettigen dat [verweerder] c.s. vóór 11 mei 1998 wisten van de eerder gesloten overeenkomst. Hierin ligt besloten dat de door [eiseres] aangevoerde feiten de vordering niet kunnen dragen, zodat het aanbod deze feiten te bewijzen als niet ter zake dienend kan worden gepasseerd. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde ook geen nadere motivering.
1.7 Nu onderdeel 1 faalt, heeft [eiseres] geen belang meer bij bespreking van het tegen rechtsoverweging 4.6 gerichte onderdeel 2. Dit onderdeel kan immers, zelfs indien gegrond, onder deze omstandigheden niet tot cassatie leiden.
1.8 De aangevoerde klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
1 Bij vonnis van 23 september 1999.
2 Bij arrest van 8 juni 2000.
3 De cassatiedagvaarding is uitgebracht op 7 september 2000.