1 Dat wil zeggen niet in de volle grond. Substraatteelt is volgens de Van Dale: (kas)teelt van tuinbouwgewassen op steenwol dat wordt doordrenkt met water waarin de noodzakelijke voedingszouten zijn opgelost. Synoniem: steenwolteelt.
2 Art. 9, lid 1 Besluit gemeentelijke onroerendezaakbelastingen.
3 Art. 220d lid 1 letters a en b Gemeentewet.
4 De belanghebbende is aangeslagen voor het eigenaars- en gebruikersdeel.
5 De directeur van de sector Middelen van de gemeente Pijnacker.
6 HR 24 september 1997, BNB 1997/378 m.nt. W.J.N.M. Snoijink.
7 TK 1997-1998 25600C, nr. 13.
8 Gesteund door de fracties van D66, GPV, SGP, RPF, VVD, CDA, de groep-Nijpels, het AOV, het CD en de SP; tegen stemden de PvdA en GroenLinks.
9 TK 1997-1998, 26200C, nr. 6; een zgn. laatbloeier.
10 Zie T. Blokland, Aspecten van substraatteelt in de onroerendezaakbelastingen (wetsvoorstel 26 423), WFR 1999 blz. 979, § 10.
11 Voor de vermogensbelasting bestond de navorderingsmogelijkheid al sinds 1904.
12 MvT TK 1911-1912 - 144, nr. 3, blz. 23 lk.
13 MvT TK 1911-1912 - 144, nr. 3 blz. 23 rk.
14 TK 1913-1914 - 144, nr. 9 blz. 55 lk.
15 Beschikking d.d. 15 januari 1944 no. 22 (Stcrt. 21 februari 1944 no. 36).
16 KB 3 september 1945, Stb. F 159.
17 MvT inzake de AWR, TK 1954-1955 - 4080, nr. 3, blz. 15, rk, slot.
18 HR 21 mei 1919, B 2296, HR 15 juni 1921, B 2840 ("dat echter navordering niet mogelijk is op grond van verandering van inzicht of tot herstel van ambtelijk verzuim; dat deze opvatting in de geschiedenis van art. 38 [van de Wet op de vermogensbelasting,TG] en van het daarmede overeenkomende art. 82 van de wet op de inkomstenbelasting krachtigen steun vindt), HR 2 november 1921, B 2871, HR 27 november 1985, BNB 1986/121, HR 25 oktober 1989, BNB 1990/47 en HR 6 oktober 1993, BNB 1993/346.
19 HR 12 december 1979 met conclusie Van Soest, BNB 1980/85 m.nt. J.P. Scheltens.
20 HR 20 januari 1954, BNB 1954/85 m.nt. H.J. Hofstra.
21 Het rapport van de Commissie navordering en administratieve boete onder voorzitterschap van Prof. D. Simons, uitgebracht aan de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, opgenomen in de uitgave Navordering en boete, een reactie op het rapport-Simons, Kluwer - Deventer - 1985, § 8, blz. 54-55.
22 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, losbl. door J.P. Scheltens, blz. 398-399.
23 Meyjes c.s.., Fiscaal Procesrecht, Kluwer - Deventer - 1997, § 2.13, blz. 93.
24 Zie Meyjes c.s., a.w. § 2.15.
25 Zie Raden van Beroep voor de directe belastingen door B. Schendstok, Tjeenk Willink Zwolle, 1932, blz. 111
26 Zie Inleiding tot het Nederlandsch belastingrecht door J.H.R. Sinninghe Damste, Tjeenk Willink Zwolle, 1940, blz.256.
27 Zie Meyjes c.s., a.w. § 2.16.
28 Zie HR 9 maart 1988, BNB 1988/161 m.nt. H.J. Hofstra.
29 Zie HR 24 mei 1967, BNB 1967/179 m.nt. M.J.H. Smeets; Het Hof is niet verplicht de belastingplichtige ambtshalve toe te laten tot toepassing van vervroegde afschrijving.
30 Zie J.W. van den Berge in de Nico de Vriesbundel Veranderend Belastingklimaat, Gouda Quint 1995, blz.21 e.v., Feiten aanvullen.
31 M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht (Fiscale hand- en studieboeken), 1999, § 4.3.2.
32 HR 21 juni 1922, B 2975, HR 12 januari 1977 met conclusie A-G Van Soest, BNB 1977/74 m.nt. J.P. Scheltens.
33 HR 21 juni 1922, B 2975.
34 HR 30 december 1925, B 3716.
35 HR 15 november 1939, B 7025.
36 HR 17 december 1997, BNB 1998/112 m.nt. M.W.C. Feteris.
37 HR 15 december 1999 met conclusie A-G Van den Berge, BNB 2000/168 m.nt. M.W.C. Feteris.
38 HR 26 november 1997, BNB 1998/29, FED 1998/552 m.nt. E.B. Pechler.
39 Zie in dit kader J.W. van den Berge in de Nico de Vriesbundel t.a.p.
40 MvT, TK 1991-1992, 22 495, nr. 3 blz. 141.
41 MvT, TK 1991-1992, 22 495, nr. 3 blz. 141-142.
42 ABRS 29 juli 1996, JB 1996/190; CRvB 8 juli 1997, JB 1997/179 m.nt. RJGHS, AB 1997/329 m.nt. FP.
43 ABRS 19 maart 1999, AB 1999/205 m.nt. MSV.
44 TK 1991/92, 22 495, nr. 3, p. 31 en 32 zoals weergegeven door de Rechtbank Assen 3 juli 1998, AB 1998/319 m.nt. HBr.
45 P.J.J. van Buuren, J.M. Polak, Algemene wet bestuursrecht, Tekst en commentaar, Kluwer - Deventer - 2001. art/ 8:69 pt.2 blz. 378. Zie ABRvS 17 maart 1997, JB 1997/130, CRvB 18 december 1998, JB 1999/18.
46 Zie het jaarverslag van de CRvB en de aldaar genoemde jurisprudentie, JB 2000/55 blz. 640-642.
47 ABRvS 28 januari 2000, JB 2000/57 m.nt. F.A.M. Stroink; BR 2000, blz. 423 (ambtshalve onderzoek naar de vraag of er in casu ter verkrijging van een bouwvergunning wel een meldingsplicht bestond).
48 ABRvS 8 augustus 1996, AB 1996/481 m.nt. PvB en ABRvS 8 juli 1999, AB 1999/279 m.nt. JSt.
49 HR 27 september 1996 met conclusie A-G Vranken, NJ 1997, 42.
50 Zie b.v. HR 19 januari 1996 met conclusie A-G Vranken, NJ 1996, 709, m.nt. HJS.
51 Zie Hugenholz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht, VUGA Uitgeverij BV - 's-Gravenhage - 1998, § 66.
52 HR 17 oktober 1990 met conclusie A-G Van Soest, BNB 1991/118 m.nt. J.P. Scheltens. Zo ook meer recent HR 9 juli 1999, BNB 1999/381.
53 Deze interpretatie ligt in de lijn van uw arrest van 15 december 1999, BNB 2000/168, zie § 4.3.
54 Nederlands burgerlijk procesrecht, Snijders, Ynzonides, Meijer, Tjeenk Willink Zwolle, 1993, no. 313.
Men merke op dat de auteurs ambshalve niet-ontvankelijkverklaring bij niet aanvoeren van de exceptio plurium litis consortium (het verweer dat de eis mede tegen andere gedaagde(n) of tezamen met andere eiser(s) had moeten worden ingesteld) verdedigbaar achten.
55 Aldus nog eens uitdrukkelijk H.R. 12 januari 1977, BNB 1977/74.
56 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, losbl. door J.P. Scheltens, blz. 444b.
57 Zie HR 18 november 1925, B. 3698.
58 Overigens ben ik van mening dat de belanghebbende voldoende heeft gesteld om daarin een beroep op de afwezigheid van een nieuw feit te lezen, zie § 6.9.