ECLI:NL:PHR:2002:AD7319
Parket bij de Hoge Raad
- A.S. Hartkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de totstandkoming van een koopovereenkomst en de stelplicht in civiele procedures
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiseres 2], een bod gedaan op onroerende zaken die deel uitmaakten van de nalatenschap van de op 4 augustus 1996 overleden [erflater]. Na een telefoongesprek op 9 oktober 1996, waarin een koopovereenkomst voor onroerende zaak A werd aangeboden, ontstond een geschil over de vraag of er daadwerkelijk een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De eisers stelden dat zij het aanbod op 14 oktober 1996 hadden aanvaard, terwijl de erven, de verweersters in cassatie, betwistten dat er een overeenkomst was gesloten en stelden dat het aanbod was verworpen.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 28 april 1998 de vorderingen van eisers afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat er een koopovereenkomst was gesloten. In hoger beroep bij het Gerechtshof te 's Hertogenbosch werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de stellingen van eisers in eerste aanleg en in hoger beroep inhoudelijk onverenigbaar waren, wat leidde tot de conclusie dat de eisers niet voldaan hadden aan hun stelplicht.
In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld of het hof terecht had geoordeeld dat eisers niet zonder redelijke verklaring een feitencomplex konden aanvoeren dat in strijd was met hun eerdere stellingen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom eisers niet in staat waren om hun stellingen te onderbouwen en dat de eisers in hoger beroep nieuwe feiten mochten aanvoeren. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het bestreden arrest diende te worden vernietigd en de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem moest worden verwezen voor verdere behandeling.