ECLI:NL:PHR:2002:AD7800
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting door schending van dagvaardingstermijn
In deze zaak is tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld door de verdachte. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aandacht gevraagd voor een ambtshalve kwestie. De dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep op 14 september 1999 is op 7 september 1999 betekend, maar de verdachte is niet verschenen en is bij verstek veroordeeld. Dit roept vragen op over de naleving van de wettelijke termijn tussen de betekening van de dagvaarding en de terechtzitting, zoals vastgelegd in de artikelen 413, eerste lid, 425 en 426a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Volgens artikel 265, derde lid Sv dient de rechter het onderzoek te schorsen en de verdachte op te roepen wanneer de dagvaardingstermijn niet in acht is genomen en de verdachte niet is verschenen, tenzij er toestemming is gegeven voor verkorting van de termijn. In deze zaak heeft de Rechtbank ten onrechte het onderzoek niet geschorst, wat leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daarop gebaseerde uitspraak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van deze conclusie.
De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd en de zaak zal worden terugverwezen naar de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, zodat het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesrechtelijke waarborgen, zoals de dagvaardingstermijn, om de rechten van de verdachte te waarborgen.