ECLI:NL:PHR:2002:AD8181
Parket bij de Hoge Raad
- A.S. Hartkamp
- Rechtspraak.nl
Toetreding tot een overeenkomst en de gevolgen voor contractuele verplichtingen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres en verweerders over de vraag of verweerder contractueel gebonden is aan een overeenkomst die eiseres in 1982 met een derde partij, [betrokkene A], heeft gesloten. Eiseres heeft gesteld dat verweerder is toegetreden tot deze overeenkomst en dat zij recht heeft op betaling voor extra werkzaamheden die zij heeft verricht, die buiten de 'no cure no pay'-bepaling vallen. De rechtbank te Roermond heeft in een tussenvonnis van 14 december 1995 de toetreding van verweerder tot de overeenkomst aanvaard, en in een eindvonnis van 7 augustus 1997 de vordering van eiseres toegewezen.
In hoger beroep heeft het Hof te 's Hertogenbosch de zaak behandeld en geconcludeerd dat de stellingen van eiseres niet voldoende bewijs hebben geleverd voor de bindende contractuele relatie tussen eiseres en verweerder. Het hof heeft de bewijsopdracht aan eiseres verstrekt, maar in het eindarrest van 17 april 2000 geoordeeld dat het bewijs niet was geleverd en de vordering van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft cassatie ingesteld en twee onderdelen van het cassatiemiddel ingediend. Onderdeel A betoogt dat het hof ten onrechte zijn onderzoek heeft beperkt tot de vraag of verweerder als contractspartij kan worden aangemerkt, terwijl eiseres ook extra-werkzaamheden heeft aangevoerd die buiten de oorspronkelijke overeenkomst vallen. Onderdeel B stelt dat de wilsovereenstemming tussen eiseres en verweerder bepalend is voor de contractuele verplichtingen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep moet worden verworpen, omdat het hof de stellingen van eiseres op een begrijpelijke wijze heeft geïnterpreteerd en de bewijsopdracht correct heeft geformuleerd. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal overgenomen en het beroep verworpen.