ECLI:NL:PHR:2002:AE2129
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Mr. E.A.C. Sandberg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over feitelijk leidinggeven aan milieudelicten en de kwalificatie daarvan
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de verdachte, die feitelijk leiding gaf aan milieudelicten, in hoger beroep was veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was op 13 april 2000 veroordeeld tot onbetaalde arbeid van 210 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden en een geldboete van 25.000 gulden. De advocaat van de verdachte had op 21 april 2000 cassatie ingesteld, waarbij veertien middelen van cassatie werden ingediend. De eerste elf middelen waren identiek aan die in een verwante zaak, waar ook op dezelfde datum werd geconcludeerd. De conclusie van de Procureur-Generaal betrof de vraag of de verdachte op de juiste wijze was veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan de strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter niet hoefde te kiezen tussen 'opdracht geven' of 'feitelijk leidinggeven', omdat beide termen in deze context niet als afzonderlijke feiten konden worden beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de eisen voor feitelijk leidinggeven waren vervuld, aangezien de verdachte, hoewel hij daartoe bevoegd was, maatregelen ter voorkoming van de verboden gedragingen had verzuimd en bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat deze gedragingen zich zouden voordoen. De Hoge Raad verwierp de meeste middelen van cassatie, maar oordeelde dat het vierde middel gegrond was, wat leidde tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het hof voor heroverweging van de straftoemeting, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.