ECLI:NL:PHR:2002:AE3247
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordelingen door het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot betekening van gerechtelijke mededelingen
In deze zaak gaat het om verdachten die zijn veroordeeld door het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachten hebben tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld voor de dienende dag. Dit zou normaal gesproken leiden tot niet-ontvankelijkheid in het cassatieberoep, maar de vraag rijst of de aanzegging van de behandeling op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Artikel 11 lid 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba stelt dat aanzeggingen en kennisgevingen op de gebruikelijke wijze moeten geschieden. De relevante artikelen in de Antilliaanse en Arubaanse wetgeving bepalen dat van iedere uitreiking een akte moet worden opgemaakt, waarin de dag en het uur van uitreiking worden vermeld. Het niet naleven van deze voorschriften kan leiden tot nietigheid van de betekening.
De regeling voor betekening van gerechtelijke mededelingen in de Nederlandse Antillen en Aruba is ontleend aan de Nederlandse wetgeving, maar er zijn belangrijke verschillen. De wetgeving in de Nederlandse Antillen vereist expliciet dat het uur van uitreiking wordt vermeld, terwijl in Nederland deze eis is versoepeld. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, zoals HR 10 januari 1995, geoordeeld dat het verzuim om het uur van uitreiking te vermelden kan leiden tot nietigheid van de dagvaarding. Dit roept de vraag op of de huidige wetgeving in de Nederlandse Antillen en Aruba nog steeds relevant is, gezien de wijzigingen in de Nederlandse wetgeving.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat, hoewel er geen goede gronden zijn om de eis van vermelding van het uur van uitreiking te handhaven, het aan de wetgever is om hierop een wijziging aan te brengen. De recente aard van de wetgeving beperkt de ruimte voor de rechter om de nietigheid te relativeren. Gezien de gang van zaken bij de aanzeggingen, concludeert de Procureur-Generaal dat de zaken van de rol moeten worden gevoerd.