ECLI:NL:PHR:2002:AE4269
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verband met beschuldiging van discriminatie op basis van ras
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2002 uitspraak gedaan over de vrijspraak van een verdachte die beschuldigd werd van discriminatie op basis van ras, zoals vastgelegd in artikel 429quater van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was eerder vrijgesproken door het Gerechtshof te Leeuwarden op 3 april 2001, na een eerdere vrijspraak door de Rechtbank te Groningen op 2 november 1998. De officier van justitie ging in cassatie, waarna de Hoge Raad de zaak op 13 juni 2000 heeft vernietigd en verwees naar het Gerechtshof.
De kern van de zaak draait om de vraag of de door de verdachte getroffen maatregel, die ogenschijnlijk neutraal was, in feite discriminerend was voor een bepaalde groep, namelijk personen van niet-Nederlandse afkomst die in een vertrekcentrum verbleven. Het hof oordeelde dat de maatregel objectief gerechtvaardigd was en dat er geen sprake was van (indirecte) discriminatie. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld over de uitleg van 'discriminatie wegens ras'.
De Hoge Raad concludeerde dat de vrijspraak van de verdachte onaantastbaar was, omdat het hof niet de grondslag van de tenlastelegging had verlaten. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde dat de AG bij het Gerechtshof een verkeerde uitleg had gegeven aan de term 'discriminatie wegens ras'. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte in redelijkheid geen alternatieve maatregelen had kunnen treffen en dat de vrijspraak dus gerechtvaardigd was. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de AG in het beroep.