ECLI:NL:PHR:2002:AE4549
Parket bij de Hoge Raad
- J.K. Moltmaker
- Rechtspraak.nl
Benoeming van een provisioneel bewindvoerder en ontvankelijkheid in cassatie
Op 21 juni 2001 heeft [betrokkene 2] bij de rechtbank te Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot ondercuratelestelling van verweerster in cassatie ([verweerster]) en benoeming van een provisioneel bewindvoerder op de voet van art. 1:380 BW. [Betrokkene 2] is een zoon van een vooroverleden neef van [verweerster]. De rechtbank heeft bij beschikking van 18 juli 2001 verzoeker tot cassatie ([verzoeker]) benoemd tot provisioneel bewindvoerder. Verweerster is tegen deze beschikking in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te Amsterdam. Zij heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en zo nodig opnieuw rechtdoende [betrokkene 1] te benoemen tot provisioneel bewindvoerder. Verzoeker heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bij beschikking van 22 november 2001 de beschikking van de rechtbank vernietigd en heeft het inleidend verzoek, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, alsnog afgewezen. Het hof heeft daartoe in rov. 2.7 en 2.8 overwogen dat [betrokkene 2] vijfdegraads familielid is van [verweerster] en derhalve ingevolge 1:379 BW niet behoorde tot de personen die de curatele konden verzoeken. Verzoeker heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank te Amsterdam heeft bij beschikking van 5 december 2001 de curatele uitgesproken over [verweerster] met benoeming van [betrokkene 1] tot curator. Ingevolge art. 1:383, vierde lid, BW eindigt het provisioneel bewind daags na de beslissing houdende benoeming van een curator. Dat betekent dat verzoeker geen belang heeft bij zijn cassatieberoep, zodat hij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker in zijn beroep.