ECLI:NL:PHR:2002:AE4552
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. J. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over eigendomsrechten en verkoopopbrengst van een auto na vernietiging van een economische overeenkomst
In deze zaak gaat het om de vraag of de eiser, die een deel van de aankoopprijs van een auto heeft betaald, recht heeft op een overeenkomstig deel van de verkoopprijs na de verkoop van de auto door de wederpartij. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 1 april 1998 vastgesteld dat de auto eigendom was van de eiser en dat er geen grond was voor de eiser om rechten op de verkoopopbrengst te claimen. De rechtbank heeft de vordering van de eiser afgewezen in een vonnis van 17 maart 1999, omdat de eiser onvoldoende had gesteld om zijn aanspraak op een deel van de verkoopopbrengst te rechtvaardigen. De eiser ging in hoger beroep, waarbij het hof Amsterdam in een tussenarrest van 11 mei 2000 oordeelde dat de economische overeenkomst tussen partijen niet meebracht dat de auto mede-eigendom was van de eiser, maar dat de overeenkomst mogelijk aanspraken op betaling van een deel van de verkoopopbrengst kon rechtvaardigen.
Na getuigenverhoor heeft het hof in een eindarrest van 12 juli 2001 de eerdere vonnissen bekrachtigd, oordelend dat de economische overeenkomst onder misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen en dus vernietigd moest worden. Dit leidde tot de conclusie dat de eiser geen mede-eigenaar was van de auto en dat de verkoop niet onrechtmatig was. De eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking, en de vordering tot terugbetaling van een deel van de betaalde aankoopprijs was eveneens niet houdbaar, aangezien de overeenkomst inmiddels was vernietigd.
In cassatie heeft de eiser zijn vordering herhaald, maar de Procureur-Generaal concludeert dat de eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep tegen de eerdere arresten, omdat hij geen specifieke klachten heeft geformuleerd tegen de oordelen van het hof. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de eiser in zijn beroep en veroordeling in de kosten.