ECLI:NL:PHR:2002:AE7356
Parket bij de Hoge Raad
- A.G. Keus
- Rechtspraak.nl
Ontslag op grond van het bereiken van de 65-jarige leeftijd en de rechtvaardiging daarvan
In deze zaak staat de vraag centraal of het ontslag van [eiseres] op basis van het bereiken van de 65-jarige leeftijd als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. [Eiseres], die sinds 1980 in dienst was bij [verweerster], ontving een ontslagvergunning op 25 maart 1998, waarbij werd gesteld dat de vennootschap een leeftijdsgrens van 65 jaar hanteert om vergrijzing te voorkomen en doorstroming van jongere werknemers te bevorderen. [Eiseres] voerde aan dat dit ontslag een ontoelaatbare discriminatie op basis van leeftijd vormde en dat er geen contractuele afspraken waren over beëindiging van het dienstverband bij het bereiken van deze leeftijd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was, en dit werd door de rechtbank bevestigd in hoger beroep. De rechtbank stelde dat de maatschappelijke opvatting over leeftijdsontslag nog steeds in lijn was met de wetgeving en dat er geen reden was om aan te nemen dat het ontslag niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank nam daarbij in overweging dat [eiseres] op de AOW-pensioen kon rekenen en dat het voor haar voorzienbaar was dat haar dienstverband zou eindigen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en concludeerde dat het ontslag op redelijke en objectieve gronden was gerechtvaardigd, ondanks de maatschappelijke discussie over leeftijdsdiscriminatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het cassatiemiddel niet tot vernietiging van de uitspraak kon leiden.