ECLI:NL:PHR:2002:AE7628

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00190/02 E
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Fokkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling wegens economische delicten en vereisten voor bezoekende advocaten

In deze zaak heeft de verdachte, die door het Gerechtshof te Leeuwarden is veroordeeld tot geldboetes voor een zestal economische delicten, cassatieberoep ingesteld tegen deze uitspraak. De advocaat van de verdachte, Margarida Fernandes Jacinto, gevestigd in Santarém, Portugal, heeft op 8 mei 2002 een brief met bijlagen naar de Hoge Raad gestuurd. Deze zaak valt onder de nieuwe regelgeving die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, waarbij art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vereist dat de verdachte binnen twee maanden na betekening van de aanzegging door zijn raadsman een schriftuur bij de Hoge Raad indient. Indien deze schriftuur niet tijdig wordt ingediend, kan de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat niet is voldaan aan de vereisten die in art. 16e van de Advocatenwet zijn gesteld voor de uitoefening van werkzaamheden door een bezoekende advocaat. Dit betekent dat de Portugese advocaat niet tijdig een schriftuur heeft ingediend, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. Bovendien voldeed de brief van de Portugese advocaat niet aan de eisen die aan een cassatieberoep gesteld worden. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het namens hem ingestelde cassatieberoep.

Conclusie

Nr. 00190/02/E
Mr Fokkens
Zitting: 3 september 2002
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Leeuwarden wegens een zestal economische delicten veroordeeld tot evenzoveel geldboetes.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep doen instellen.
3. Namens verdachte heeft Margarida Fernandes Jacinto, advocaat te Santarém, Portugal, de Hoge Raad een brief met bijlagen gezonden, welke op 8 mei 2002 ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
4. Op 1 oktober 2000 is de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep in cassatie in strafzaken (uitsluiting beroep in lichte overtredingszaken en invoering verplichte schriftuur van een advocaat) in werking getreden. Voor zaken als de onderhavige, waarin na 1 oktober 2000 cassatieberoep is ingesteld, schrijft sedertdien art. 437, tweede lid, Sv voor, dat de verdachte op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht is om binnen twee maanden na betekening van de in art. 435, eerste lid, Sv bedoelde aanzegging door zijn raadsman een schriftuur bij de Hoge Raad te doen indienen. Blijft indiening van een schriftuur uit, dan wordt de verdachte in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.
5. Art 37 Sv luidt:
"Als raadslieden worden slechts toegelaten in Nederland ingeschreven advocaten, alsmede personen bedoeld in artikel 16b van de Advocatenwet; deze laatsten indien zij samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16e van de Advocatenwet."
Art 16b Advocatenwet houdt in:
"Voor de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting, worden mede als advocaat aangemerkt, personen die niet als zodanig in Nederland zijn ingeschreven, maar die wel in een andere tot de Europese Economische Gemeenschap behorende staat of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd zijn hun beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmede overeenkomstige benaming in de taal of in een der talen van de staat van herkomst."
en art. 16e, voor zover van belang:
"1. Bij de uitoefening van werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte, waarvoor ingevolge de wet de tussenkomst van een advocaat of procureur is voorgeschreven, moet een bezoekende advocaat samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, hierna te noemen de samenwerkende advocaat, die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent en die in voorkomend geval verantwoordelijk is tegenover dat gerecht."
6. Uit de stukken blijkt niet dat aan de in art. 16e gestelde vereisten voor de uitoefening van werkzaamheden door een bezoekende advocaat is voldaan. Dit impliceert dat niet tijdig door een raadsman als bedoeld in art. 437, tweede lid, Sv een schriftuur is ingediend. Reeds daarom kan verdachte in het cassatieberoep niet worden ontvangen (vgl. HR NJ 1985, 910 en HR 20 juni 2000, nr. 01693/99/H). Ten overvloede merk ik op dat de brief van verdachtes Portugese advocaat geen middel bevat dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zodat ook om die reden het beroep niet-ontvankelijk zou zijn.
7. Ik concludeer dat de Hoge Raad verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het namens hem ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.