ECLI:NL:PHR:2003:AF1310
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partneralimentatie na echtscheiding en de grenzen van de rechtsstrijd
In deze zaak heeft de man, na zijn echtscheiding, verzocht om wijziging van de partneralimentatie die was vastgesteld in een echtscheidingsconvenant. De man stelde dat zijn financiële situatie was verslechterd, omdat hij nu ook kinderalimentatie en een studiebijdrage moest betalen. Hij vroeg de rechtbank om de alimentatie te verlagen naar ƒ 494,-- per maand vanaf 1 november 2000 en ƒ 535,-- per maand vanaf 1 februari 2001. De vrouw daarentegen verzocht om een verhoging van de alimentatie naar bedragen die opliepen tot ƒ 1.433,-- per maand.
De rechtbank oordeelde in eerste instantie dat de partneralimentatie voor de man op ƒ 425,-- en ƒ 335,-- per maand moest worden vastgesteld, wat leidde tot hoger beroep door de man. Het Gerechtshof te Amsterdam bevestigde echter de lagere bedragen, wat de man in cassatie deed gaan. De Hoge Raad oordeelde dat het hof buiten de rechtsstrijd tussen partijen was getreden door bedragen vast te stellen die lager waren dan de man had verzocht, terwijl de vrouw in appel had verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
De Hoge Raad benadrukte dat de rechter in alimentatieprocedures niet buiten de rechtsstrijd mag treden en dat hij niet meer mag toewijzen dan is gevorderd. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de zaak moest worden vernietigd en verwezen, omdat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het de alimentatie op de door hem vastgestelde bedragen had bepaald. De zaak illustreert de noodzaak voor rechters om binnen de grenzen van de rechtsstrijd te blijven en de belangen van beide partijen zorgvuldig af te wegen.