ECLI:NL:PHR:2003:AF3414
Parket bij de Hoge Raad
- D.W.F. Verkade
- Rechtspraak.nl
Verkoopbemiddelingsovereenkomst en aansprakelijkheid bij schade aan zeilschip
In deze zaak gaat het om een verkoopbemiddelingsovereenkomst tussen eiser tot cassatie, [eiser], en verweerder in cassatie, [verweerder] h.o.d.n. HMS, voor de verkoop van het zeilschip 'Poolster'. De overeenkomst werd op 26 april 1994 gesloten, maar na enkele jaren was het schip nog steeds niet verkocht. De partijen strijden over de vraag wie de verkoopprijs heeft vastgesteld en of [verweerder] verantwoordelijk was voor het laten uitvoeren van schilder- en laswerkzaamheden aan het schip. Eiser stelt dat HMS tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vordert schadevergoeding.
In cassatie zijn twee belangrijke punten aan de orde: de grenzen van de rechtsstrijd en de motivering van de bewijswaardering. Eiser heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte bewijs heeft opgedragen aan hem, terwijl het volgens hem aan HMS was om te bewijzen dat de verkoopprijs door eiser was vastgesteld. Het hof heeft de grieven van eiser verworpen en de eerdere vonnissen bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat HMS als zelfstandig opdrachtgever heeft opgetreden bij de uitvoering van de werkzaamheden.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en stelt dat de waardering van het bewijs voorbehouden is aan de feitenrechter. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het beroep van eiser moet worden verworpen, omdat hij niet in zijn bewijslevering is geslaagd en de rechtsgronden die hij aanvoert niet van openbare orde zijn. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in civiele zaken en de rol van de rechter in de waardering van dat bewijs.