1 Zie r.o. 2.1 t/m 2.5 van het tussenvonnis in eerste aanleg d.d. 26 juni 1997, welke feitenvaststelling het hof in zijn bestreden uitspraak overneemt.
2 Blijkbaar in navolging van de medische vakliteratuur wordt de aandoening in de gedingstukken wisselend aangeduid als (Südeckse) dystrofie, Südeck(se), sympatische reflexdystrofie, posttraumatische dystrofie of koude dystrofie. Een korte omschrijving geeft A-G Wesseling-van Gent in haar conclusie in de hierna in noot 10 te noemen zaak (onder 1 sub e): "Posttraumatische dystrofie is een in de (hand)chirurgie zeer gevreesde complicatie. Deze complicatie kan intreden na iedere operatie aan een extremiteit, na een (gering) ongeval of zelfs spontaan. Kort gezegd gaat het om een abnormale reactie in een extremiteit die alle weefsels en functies daarvan kan aantasten. Hierdoor kunnen ernstige invaliditeit en moeilijk te behandelen pijn optreden."
3 Deze deskundige had reeds voorafgaand aan de onderhavige procedure een rapportage uitgebracht op basis van door partijen aan hem voorgelegde vragen, zie productie 6 bij conclusie van antwoord.
4 Overgelegd als (na de conclusie van eis doorgenummerde) productie VI bij conclusie van repliek.
5 Brief van 13 september 1991 van NN aan dr. van Vugt, laatste productie bij conclusie na comparitie zijdens [eiser], vragen 5 en 6, waarbij de mening van de deskundige wordt gevraagd - alleen te beantwoorden indien hij tot de bevinding is gekomen dat sprake is van een kunstfout of onzorgvuldigheid - over de gevolgen daarvan (functieverlies rechterbeen, beperkingen bij beroepsuitoefening) vergeleken met de situatie na een correcte behandeling.
6 Productie 6 bij conclusie van antwoord, waar de deskundige onder meer opmerkt (punt 6a): "De beperkingen zouden bij een correcte behandeling in een vroeg stadium aanzienlijk minder geweest zijn." Kort gezegd is het verschil 'patiënt zal door de aandoening rolstoel gebonden zijn en slechts ten dele zich met krukken kunnen voortbewegen' versus 'hoewel er gemiddeld (lees:) een rest invaliditeit van 30% van de extremiteit gezien wordt bij dergelijke patiënten is het lopen met eenvoudige hulpmiddelen bijvoorbeeld een wandelstok of één kruk zeker haalbaar'.
7 Bericht van 20 nov. 1991, prod. VII bij conclusie van repliek, waar de medisch adviseur onder meer opmerkt dat het onzorgvuldig is dat de diagnose Südeck niet eerder is gesteld, dat met andere woorden de aansprakelijkheid vaststaat en dat de beperkingen zonder tijdige en met tijdige behandeling bij 6a duidelijk worden aangegeven.
8 Dat lag anders in het reeds geciteerde arrest 10 jan. 1992, NJ 1992, 606 m.nt. MMM, waar werd aangegeven dat post voor post bezien moest worden of er causaal verband bestond - hetgeen overigens nog iets anders is dan een voorbehoud ten aanzien van het causaal verband zonder meer.
9 Tot een totaal bedrag van f. 165.000,-. Zie de brief van NN van 21 juli 1994 (productie III bij memorie van grieven), de cassatiedagvaarding onder 1.3 en de schriftelijke toelichting zijdens de Stichting c.s. onder 5.
10 Zie voor een met de onderhavige zaak vergelijkbare casus HR 19 januari 2001, rolnr. C99/142 (niet gepubliceerd) met de daaraan voorafgaande conclusie van A-G Wesseling-van Gent (reeds genoemd in noot 2). Ook daar nam het hof (in dat geval in navolging van een medisch tuchtcollege) tot uitgangspunt dat een fout was gemaakt, bestaande in het niet-tijdig onderkennen en behandelen van post-traumatische dystrofie en ook daar concludeerde het hof (in dat geval op basis van een deskundigenbericht) dat niet was komen vast te staan dat het niet tijdig onderkennen door de arts van de symptomen van post-traumatische dystrofie het risico voor de patiënt had vergroot.
11 Ik druk mij uit conform de meest recente formulering van de omkeringsregel in HR 29 november 2002, RvdW 190 en 191.
12 Waarmee niet is gezegd dat het delay anno 2001 in beginsel ook niet meer onzorgvuldig zal worden geacht. Zie het in de hoofdtekst onder 18, eerste alinea, gestelde.
13 De Raad van Toezicht op het schadeverzekeringsbedrijf oordeelt in dezelfde zin. Zie de uitspraken, besproken door Clausing in TvC 1989, p. 291 e.v. en De Nerée tot Babberich in Vrb 1992, p. 88 e.v.