ECLI:NL:PHR:2003:AN7282
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beklag ex art. 552a Sv inzake teruggave van geldbedrag
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de klager verzoekt om teruggave van een geldbedrag van € 30.000,-. De Rechtbank te Haarlem heeft op 8 november 2002 het beklag ongegrond verklaard. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat, stelt dat hij recht heeft op teruggave van het geld, dat volgens hem rechtmatig aan hem toebehoort. De klager heeft het geld in bewaring gegeven aan zijn broer, die het aan een derde, [betrokkene 1], zou overhandigen. De Officier van Justitie heeft echter het standpunt ingenomen dat het beslag op het geld moet worden gehandhaafd, omdat de beslagene verdacht wordt van schuldheling.
De Hoge Raad behandelt de klacht van de klager dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het standpunt van de Officier van Justitie. De Hoge Raad oordeelt dat de klager in de raadkamerprocedure niet het recht heeft om als laatste te spreken, maar dat hij wel recht heeft om te worden gehoord. De Hoge Raad concludeert dat de klager en zijn raadsman voldoende gelegenheid hebben gehad om hun argumenten en bewijsstukken aan te voeren. De Hoge Raad wijst erop dat de schending van procesrechtelijke beginselen niet automatisch leidt tot nietigheid van het onderzoek, tenzij het recht om te worden gehoord is geschonden.
Uiteindelijk komt de Hoge Raad tot de conclusie dat het middel faalt en dat er geen reden is voor vernietiging van de beschikking van de Rechtbank. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.