1 De rechtbank heeft in de eerste aanleg bij vonnis van 21 april 1995 de feiten vastgesteld in rov. 2.1. Het hof heeft het geschil in rov. 4.1 van het in cassatie bestreden arrest omschreven.
2 Soms wordt als datum 26 februari 1988 genoemd, zie bijvoorbeeld de conclusie van antwoord in eerste aanleg, alinea 7.
3 In het bestreden arrest is de naam als "[betrokkene 1]" gespeld, maar aan de hand van de stukken is de weergegeven spelling aannemelijker.
4 Nadat die in de eerste aanleg voor een beperkt gedeelte waren toegewezen.
5 Voortaan zal ik deze clausule gemakshalve "vrijwaringsclausule" blijven noemen, met weglating van de aanhalingstekens.
6 HR 4 april 2003, RvdW 2003, 73, rov. 3.3; HR 11 oktober 2002, NJ 2003, 416, rov. 3.8; HR 20 september 2002, rechtspraak.nl LJN nr. AE3385, rov. 3.4; Asser, Civiele Cassatie, 2003, p.49 - 51; Asser-Hartkamp II, 2001, nr. 284.
7 Maar zie ook het in alinea 17 hierna te besprekene.
8 Zie bijvoorbeeld Asser-Hartkamp II, 2001, nrs. 280-284.
9 Ik laat hier buiten beschouwing het geval dat partijen als gevolg van dwingendrechtelijke regels geconfronteerd worden met rechtsgevolgen die zij - misschien zelfs uitdrukkelijk - niet hebben beoogd. De rechtsgrond waardoor partijen dan (toch) worden gebonden is een wezenlijk andere dan de hier onderzochte. Het lijkt mij niettemin goed om dit geval even te noemen, omdat daarover anders misverstand zou kunnen ontstaan.
10 Uit de beslissing van het hof Arnhem in de zaak tussen [eiseres] en [betrokkene 1]; het in dit citaat bedoelde hof is dus het hof Arnhem, niet het hof 's-Hertogenbosch dat het bestreden arrest heeft gewezen.
11 Ik zie er niet aan voorbij dat het hof zich in rov. 4.14, slotzin, er alleen over uitspreekt dat [eiseres] niet zou willen volhouden dat de notaris aansprakelijk is voor het niet-afwentelen van de aansprakelijkheid voor eigen bodemverontreiniging op derden; maar het lijkt mij verantwoord om hier "in te lezen" dat het hof iedere bedoeling om die aansprakelijkheid op een ander af te wentelen als "niet vol te houden" heeft beoordeeld.
12 Men had nog kunnen strijden over de vraag of [eiseres] kosten die zij in de procedures tegen [betrokkene 1] niet vergoed had gekregen, wèl ten laste van [verweerder] mocht brengen; dat het hof (naar ik aanneem) in het thans bestreden arrest die mogelijkheid niet als reëel heeft aangemerkt, vind ik begrijpelijk.
13 Uitleg van rechterlijke beslissingen, voorzover in de feitelijke instanties van belang, geldt als een feitelijke en dus in cassatie onaantastbare beoordeling, zie bijvoorbeeld HR 7 november 2003, NJ 2004, 99 m.nt. TK, rov. 3.5; HR 3 mei 2002, NJ 2002, 348, rov. 3.2. Ook voor die uitleg is van belang, dat daarbij waardering van een veelheid aan bijkomende (feitelijke) gegevens een rol kan spelen (zoals: de uitleg van de in de desbetreffende uitspraak in aanmerking genomen processtukken, getuigenverklaringen en (andere) overgelegde bewijsstukken). Al daarom dringt zich op dat de uitleg van op zulke gegevens gebaseerde beslissingen, in sterke mate "feitelijk" bepaald is.
14 Het middel betoogt, naar ik meen: terecht, niet dat de bewijslast ten aanzien van de bij [eiseres] bestaande gedachten omtrent de vrijwaringsclausule, niet bij [eiseres] zou berusten. Ook het hof 's-Hertogenbosch is daar klaarblijkelijk van uitgegaan. Dat betekent dat hier de regel betreffende een aanbod van bewijs, en niet die betreffende het aanbod van tegenbewijs aan de orde is.
15 Snijders-Wendels, Civiel Appèl, 2003, nr. 207.
16 Men kan overigens moeilijk ontkennen dat het van realiteitszin zou getuigen wanneer een rechter in een geval als het onderhavige zich wèl gedachten over die prognose zou vormen.
17 Dat de waardering van bewijsmateriaal overigens een bij uitstek feitelijke kwestie oplevert, spreekt wel voor zich.
18 Men kan zich dan ook afvragen of de notaris(klerk) die een bepaald gegeven uitvoerig (en duidelijk) heeft toegelicht, toch nog verplicht is zich ervan te vergewissen dat partijen zijn toelichting (in dezelfde zin) hebben begrepen. Ik zou dat een te ver gaande algemene eis vinden, al zijn er vermoedelijk wel gevallen te bedenken waarin de materie zo gecompliceerd is, of de kans op misverstand dusdanig groot, dat een dergelijke eis wèl gesteld mag worden. Dit is echter een vraag die in deze zaak niet aan de orde is.
19 In de onderhavige procedure lag het in de rede dat er van enig eigen belang van [betrokkene 2] sprake kon zijn, terwijl in de Arnhemse procedures er een duidelijk eigen belang van [betrokkene 1] en misschien van [betrokkene 4] was - die echter in de onderhavige procedure juist geen eigen belang hebben. Door te verlangen dat op alle verklaringen wordt afgedongen, met als uitgangspunt dat in de desbetreffende (verschillende) procedures eigen belangen aan de orde konden zijn, past [eiseres] wel enig "naar zichzelf toe rekenen" toe.
20 De recente jurisprudentie over deze regel is bijeengebracht in NJ 2004, 304 t/m 308 met annotaties DA.
21 HR 18 december 1992, NJ 1994, 91 m.nt. E.A.A.L., rov. 3.4.; HR 27 maart 1992, NJ 1993, 188 m.nt. E.A.A.L., rov, 3.3.; HR 20 januari 1989, NJ 1989, 766 m.nt. E.A.A.L., rov. 3.3. en 3.4. In deze beslissingen ligt besloten dat ook waar de notaris niet wist of de betrokkenen bepaalde risico's juist hadden ingeschat, die betrokkenen de notaris geen verzuim in zijn waarschuwingsverplichting kunnen verwijten, als zij in werkelijkheid wel degelijk van die risico's een juiste voorstelling hadden.
22 Ik laat maar daar dat dit argument van [eiseres] weinig bijdraagt aan de geloofwaardigheid van haar betoog, dat zij een garantie met betrekking tot bodemverontreiniging als te bedreigend aanmerkte, en die daarom zou hebben willen afwijzen.