ECLI:NL:PHR:2005:AR5173
Parket bij de Hoge Raad
- Jörg Meijers
- Rechtspraak.nl
Oproeping verdachte in Frankrijk en nietigheid van de oproeping voor de zitting
In deze zaak gaat het om de vraag of de oproeping van de verdachte voor de zitting van 11 januari 2001 op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De verdachte, die in Frankrijk woonde, werd door het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 2 oktober 2003 veroordeeld voor rijden onder invloed, rijden zonder geldig rijbewijs en het opgeven van een valse naam. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de oproeping niet op de juiste wijze was gedaan, omdat deze niet op het verblijfadres in Frankrijk was verzonden. Het hof constateerde echter dat er geen akte van oproeping in het dossier aanwezig was, maar dat eerder was overwogen dat de oproeping per post naar het adres in Frankrijk was verzonden. Het hof oordeelde dat, hoewel de akte ontbrak, er van kon worden uitgegaan dat deze zich eerder in het dossier bevond.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de oproeping correct was geschied. De conclusie was dat het hof in eerdere samenstelling had vastgesteld dat de oproeping op de juiste wijze was verzonden, en dat het ontbreken van de akte in het dossier niet betekende dat de oproeping nietig was. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren om de uitspraak van het hof ambtshalve te vernietigen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.