1 Hof Arnhem 17 december 2003, nrs. 01/02002-01/02005. De uitspraak met nr. 01/02004 is gepubliceerd: LJN AO0591, V-N 2004/15.1.15, NTFR 2004/245 met commentaar van B.J.A. Kalshoven.
2 De wet waarnaar wordt verwezen is de wet waarbij de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (hierna: Wabm) onder andere is uitgebreid met bestemmingsheffingen op brandstoffen. Zie onderdeel 2 van de bijlage.
3 Gezien deze regeling en het feit dat belanghebbende en C c.s. een all-in prijs zijn overeengekomen (zie onderdeel 1.2) is de gang van zaken met betrekking tot de afdracht van de brandstoffenbelasting op zijn minst opmerkelijk te noemen.
4 Zie p. 2 van de genoemde pleitnota. Uit de onderdelen 21 en 73 van haar beroepschrift voor het Hof blijkt dat belanghebbende in het overleg met de Inspecteur naar voren heeft gebracht dat een all-in prijs is overeengekomen met C c.s. Zie ook rechtsoverweging 3.4.1 van het Hof en onderdeel 3.8 van het proces-verbaal van de zitting.
5 Met ingang van 1 januari 2004 is de brandstoffenbelasting ondergebracht in de energiebelasting. Op de wijzigingen per die datum wordt hier niet ingegaan.
6 Dit onderdeel is ontleend aan: E.P.J. Wasch (eindredacteur) e.a., Hoofdzaken milieuheffingen, p. 91 e.v. en p. 131, FED, Deventer 2000, en de conclusie van advocaat-generaal Van den Berge voor HR 10 maart 1999,
nr. 32 835, BNB 1999/229c*, onderdeel 3. Zie daarnaast kamerstukken II, 1986-1987, 19 752, nr. 3 (MvT) (opname bestemmingsheffingen in de Wabm) en kamerstukken II, 1991-1992, 22 405, nr. 3 (MvT) (omzetting in verbruiksbelastingen).
7 Zie Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, deel III, Accijnzen, Wbm, artikelsgewijze toelichting, artikel 21, aantekening 7, versie 2004.9.
8 Zie de toelichting op artikel 3, 6 en 7 van het Heffingenbesluit brandstoffen luchtverontreiniging, Besluit van 23 juni 1972 tot uitvoering van artikel 65 van de Wet inzake de luchtverontreiniging (Stb. 1970, 580). Stb. 1972, 307. Zie ook kamerstukken II, 1986-1987, 19 752, nr. 3. p. 27 (MvT).
9 In de bijlage is de wetsgeschiedenis met betrekking tot de belastingplichtige voor de belasting op aardgas opgenomen (zie ook hierna).
10 Zie de toelichting op artikel 6 en 7 van het Heffingenbesluit brandstoffen luchtverontreiniging (reeds aangehaald onder noot 8). Vergelijk ook E.P.J. Wasch (eindredacteur) e.a., Hoofdzaken milieuheffingen, p. 106, FED, Deventer 2000.
11 In dit onderdeel wordt uitgegaan van de wettekst die geldt van 1 januari 1996 tot en met 31 december 2000.
12 Met ingang 1 januari 2000 is onderdeel h vervangen door: 'h. KV-gas'.
13 Met ingang 1 januari 2000 is dit artikel 21, vierde lid, Wbm.
14 Met ingang van 1 januari 2000 is dit artikel 27, vierde lid, Wbm.
15 Met ingang van 1 januari 2000 is aan artikel 24 Wbm een tweede lid toegevoegd en is de hier vermelde tekst ongewijzigd - afgezien van de verwijzing naar artikel 21 - opgenomen in het eerste lid (zie onderdeel 9 van de bijlage).
16 Zie voor wat betreft de Staatssecretaris van Financiën p. 4 van het beroepschrift in cassatie en p. 2 van de conclusie van repliek en voor wat betreft belanghebbende onderdeel 47 van het verweerschrift in cassatie en p. 3 van de conclusie van dupliek.
17 Zie R.J. Verhoog en E.P.J. Wasch, Het belaste milieu in de 21e eeuw, p. 29, Fed, Deventer 2001: 'Deze bepaling blijkt in de praktijk minder duidelijk dan u op het eerste gezicht zou kunnen menen: wanneer degene die aardgas wint het ook binnen Nederland brengt en aflevert lijken de onderdelen van artikel 24, eerste lid, elkaar tegen te spreken.' Zie ook B.J.A. Kalshoven in NTFR 2004/245: '(...) de wetgever heeft verzuimd om in een heldere en eenduidige bewoording vast te leggen wie nu bij parallelimport van aardgas als belastingplichtige voor de brandstoffenbelasting valt aan te merken.'
Voldoet de bepaling nu wel aan de voor wetgeving geldende vereisten? Vergelijk in dit kader Philip Eijlander, Gelegenheidswetgeving. Een rechtsstaat onwaardig?, AA 53 (2004), p. 488: abstracte algemeenheid van de wet moet worden vermeden. Van de wetgever mag worden verwacht dat hij de relevante feitelijke omstandigheden waarop de norm betrekking heeft, duidelijk maakt.
18 Naar de mening van Van Mens stelt het legaliteitsbeginsel grenzen aan de interpretatievrijheid, maar is een systematisch-teleologische interpretatie aanvaardbaar. Zie K.L.H. van Mens, Legaliteit en belastingrecht, p. 19 en 25, Kluwer, Deventer 1988.
19 Zie p. 2-4 van het beroepschrift in cassatie voor de visie van de Staatssecretaris van Financiën op de wetswijziging en de bedoeling van de wetgever en onderdeel 43 van het verweerschrift in cassatie voor de visie van belanghebbende.
20 Zie in dezelfde zin de Staatssecretaris van Financiën op p. 2 van het beroepschrift in cassatie.
21 Belanghebbende is dezelfde mening toegedaan (zie de onderdelen 18, 25 en 29 van het verweerschrift in cassatie).
22 Belanghebbende wijst hier ook op in onderdeel 38 van het verweerschrift in cassatie.
23 Zie ook de conclusie van advocaat-generaal Van den Berge voor HR 10 maart 1999, nr. 32 835, BNB 1999/229c*, onderdelen 4.4.2 en 5.1-5.3.
24 Belanghebbende betoogt hetzelfde in het verweerschrift in cassatie (zie met name de onderdelen 18, 25 en 27).
25 Belanghebbende geeft een vergelijkbaar overzicht van de werking van artikel 24 Wbm in de onderdelen 30 en 69 van het verweerschrift in cassatie.
26 Vergelijk de onderdelen 26 en 37 van het verweerschrift in cassatie. Dit komt overeen met de in onderdeel 2.2 van deze conclusie weergegeven opzet van de brandstoffenbelasting.
27 In dezelfde zin onderdeel 26 van het verweerschrift in cassatie.
28 Het woord 'slechts' is toegevoegd per 1 januari 1995. In de parlementaire stukken is daarvoor geen toelichting gegeven. Vergelijk onderdeel 6 van de bijlage.
29 Zie het - mij overtuigende - betoog van belanghebbende over het woord 'slechts' in de onderdelen 35 en 36 van het verweerschrift in cassatie.
30 Zie p. 4 van het beroepschrift in cassatie.
31 Zie p. 5 van het beroepschrift in cassatie.
32 Belanghebbende wijst er in reactie op het beroepschrift in cassatie terecht op, dat om een uitspraak te kunnen doen over de vraag of de wetsgeschiedenis duidelijkheid biedt, de voorlopers van artikel 24 Wbm eveneens in de beschouwing dienen te worden betrokken (onderdeel 16 van het verweerschrift in cassatie).
33 Belanghebbende noemt dit in onderdeel 10 van het verweerschrift in cassatie als vaststaand feit. De Staatssecretaris van Financiën gaat daar in de conclusie van repliek niet tegenin en stelt in het beroepschrift in cassatie en de conclusie van dupliek niet dat belanghebbende het Noorse aardgas wél binnen Nederland brengt, maar richt zich in zijn betoog op de aanwijzing van belanghebbende als belastingplichtige op grond van de zinsnede 'degene die aan hem afgeleverd aardgas door degene die het heeft gewonnen...' in artikel 24, onderdeel b, Wbm. Vergelijk ook de brief van de Inspecteur aan C in onderdeel 1.13.
34 In de Wbm is niet bepaald welk gebied tot het heffingsterritorium van Nederland behoort. Artikel 2, derde lid, onderdeel d, ten tweede, Algemene wet inzake rijksbelastingen breidt ten aanzien van bepaalde belastingwetten het heffingsgebied uit met het continentale plat. Deze uitbreiding geldt niet voor de Wbm, zodat onder 'Nederland' niet het continentale plat wordt begrepen.
35 Dit leid ik af uit de genoemde wijziging per 1 januari 1993 (zie onderdeel 4 van de bijlage). Deze wijziging vond gelijktijdig plaats met de wijziging van de definitie van het begrip 'invoer' in artikel 3, eerste lid, Wet op de accijns, waarschijnlijk zodat de beperking van het begrip 'invoer' tot derde landen niet zou gaan gelden voor de brandstoffenbelasting.
36 J. van der Poel, Wetgeving op In-, Uit- en Doorvoer en de Accijnzen in het algemeen, p. 25, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1928. Met 'de Wet' wordt de Algemeene Wet van 1822 over de heffing der rechten van in-, uit- en doorvoer en van de accijnzen bedoeld. Deze wet is in 1962 vervangen door de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen.
37 Vergelijk B.J.A. Kalshoven in NTFR 2004/245 over de vraag wie in casu wél de belastingplichtige is: 'Is dit nu G, zijnde de transporteur en derhalve degene die het aardgas fysiek binnen Nederland brengt, of de opdrachtgever van G, zijnde de Noorse verkoper(s)?'. De Inspecteur neemt in zijn brief aan C het standpunt in dat C degene is die het aardgas binnen Nederland brengt (zie onderdeel 1.13).
38 Vergelijk artikel 3.1 van de TREE-overeenkomst en de definitie van 'Receipt Point Plant' in artikel 1 van de TREE-overeenkomst (onderdeel 1.8).
39 Besluit van 23 juni 1972 tot uitvoering van artikel 65 van de Wet inzake de luchtverontreiniging (Stb. 1970, 580). Stb. 1972, 307.
40 Wet van 30 maart 1988. Stb. 1988, 113. Kamerstuk 19 752.
41 Kamerstukken II, 1986-1987, 19 752, nr. 3, p. 6-7 (MvT). Zie ook Vakstudie Accijnzen, Wbm, Algemene toelichting, 4.1.1, versie 2004.8.
42 Kamerstukken II, 1986-1987, 19 752, nr. 3, p. 28 (MvT).
43 Kamerstukken II, 1986-1987, 19 752, nr. 7, p. 43 (MvA).
44 Wet van 24 juni 1992. Stb. 1992, 317. Kamerstuk 22 405.
45 In de memorie van toelichting is opgenomen dat de belastingplichtigen dezelfde zijn als voorheen de heffingplichtigen. Zie kamerstukken II, 1991-1992, 22 405, nr. 3, p. 17 (MvT).
46 Wet van 24 december 1992. Stb. 1992, 711. Kamerstuk 22 697. De wijzigingen in de Wabm (opgenomen in artikel VII van deze wet) zouden worden aangebracht, indien het ingediende voorstel van wet op de verbruiksbelastingen op milieugrondslag (kamerstuk 22 849; zie onderdeel 6 hierna) op 1 januari 1993 niet tot wet zou zijn verheven.
Van dezelfde wettekst gaat uit: Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, deel III, Accijnzen, Wbm, bijlage 1L, aantekening bij artikel IX, versie 2004.9. Anders: Legal Office Bestuursrecht, Wetgeving, Wet milieubeheer, artikel 15.5, versie 2004.3, en ADW Historie, Wet milieubeheer, artikel 15.5, bijgewerkt tot en met 26 juli 2004.
47 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 697, nr. 6, p. 33-34 (NvW).
48 Stb. 1992, 551. Dit is de tekst van de Wet milieubeheer, zoals die komt te luiden na de wijzigingen bij de Wet van 2 juli 1992, Stb. 1992, 414, kamerstuk 21 087 en de Wet van 2 juli 1992, Stb. 1992, 415, kamerstuk 21 163.
49 Op grond van dit artikel zouden in de Wet milieubeheer bepaalde wijzigingen worden aangebracht als het reeds aangehaalde wetsvoorstel 22 849 niet tot wet zou zijn verheven en in werking zou zijn getreden op het tijdstip waarop de Wet milieubeheer in werking treedt. Op de datum van de inwerkingtreding van de Wet milieubeheer per 1 maart 1993 was het genoemde wetsvoorstel nog niet aangenomen, zodat op die datum de wijzigingen uit artikel VIII in werking zijn getreden.
50 Wet van 23 december 1994. Stb. 1994, 923. Kamerstuk 22 849. Artikel 21, vijfde lid, Wbm zou luiden: 'Met betrekking tot kolen en niet als minerale olie aangemerkt gas wordt de belasting slechts geheven voor zover die goederen door degene die deze aflevert of gebruikt, zijn gewonnen, vervaardigd of binnen Nederland zijn gebracht.' En artikel 23, tweede lid: 'Met betrekking tot de niet als minerale oliën aangemerkte brandstoffen, bedoeld in artikel 21, eerste lid, wordt de belasting geheven van degene die deze goederen aflevert of gebruikt.'
51 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 849, nr. 3, p. 13 (MvT).
52 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 849, nr. 3, p. 31 (MvT).
53 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 849, B, p. 21-22 (nader rapport).
54 Voor de brandstoffenbelasting wordt als gas aangemerkt: aardgas, hoogovengas, cokesovengas, kolengas en raffinaderijgas (artikel 20, eerste lid, onderdeel f, Wbm, van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2001).
55 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 849, nr. 3, p. 31 (MvT).
56 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 849, B, p. 21 (nader rapport).
57 Wet van 6 december 1995. Stb. 1995, 588. Kamerstuk 24 334.
58 Kamerstukken II, 1994-1995, 24 334, A, p. 3 (nader rapport).
59 Kamerstukken II, 1994-1995, 24 334, nr. 3, p. 15-16 (MvT).
60 Wet van 22 december 1999. Stb. 1999, 579. Kamerstuk 26 820.
61 Kamerstukken II, 1999-2000, 26 820, nr. 3, p. 58 (MvT).
62 Wet van 14 december 2001. Stb. 2001, 642. Kamerstuk 28 014.
63 Kamerstukken II, 2001-2002, 28 014, nr. 3, p. 21 (MvT).
64 Wet van 16 mei 2002. Stb. 2002, 248. Kamerstuk 28 256.
65 Kamerstukken II, 2001-2002, 28 256, nr. 3, p. 5 (MvT).
66 Leidraad Milieubelastingen 2004, Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 3 augustus 2004, nr. CPP2004/519, 7.5.3, www.minfin.nl/CPP04-519.doc.
67 Wet van 18 december 2003, Stb. 2003, 532 (implementatie richtlijn Energiebelastingen). Daarnaast zijn wijzigingen aangebracht op grond van de Wet van 18 december 2003, Stb. 2003, 527 (Overige fiscale maatregelen 2004) en de Wet van 18 december 2003, Stb. 2003, 526 (Belastingplan 2004). In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2004, nr. CPP2004/416M, V-N 2004/14.31, worden de wijzigingen per 1 januari 2004 toegelicht.