ECLI:NL:PHR:2005:AS3823
Parket bij de Hoge Raad
- J.M.H. Hoge Raad der Nederlanden
- E.M. Wesseling-van Gent
- Rechtspraak.nl
Alimentatiegeschil tussen echtgenoten met betrekking tot draagkracht en levensonderhoud
In deze zaak gaat het om een alimentatiegeschil tussen een vrouw en een man, die op 27 februari 1986 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft in cassatie beroep ingesteld tegen de door het hof vastgestelde draagkracht van de man. De rechtbank te Rotterdam heeft op 23 april 2001 de echtscheiding uitgesproken, waarbij de man geen verweer heeft gevoerd. De alimentatie voor de vrouw is bij beschikking van 10 februari 2003 vastgesteld op € 408,-- per maand, en later verhoogd naar € 907,56. De man heeft in hoger beroep verzocht om de alimentatie te verlagen naar nihil, omdat hij meent dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof heeft de alimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 351,-- per maand, rekening houdend met de financiële situatie van de man en zijn huidige echtgenote.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen afhankelijk is van zijn financiële middelen, maar ook van zijn uitgaven en de situatie van zijn huidige partner. De rechter heeft een zelfstandige taak bij het vaststellen van de financiële middelen van de alimentatieplichtige. De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof bevestigd, waarbij het hof voldoende inzicht heeft gegeven in de factoren die zijn meegenomen bij de bepaling van de draagkracht van de man. De vrouw heeft in cassatie geen nieuwe argumenten kunnen aanvoeren die de beslissing van het hof in twijfel trekken. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.