ECLI:NL:PHR:2005:AU2023
Parket bij de Hoge Raad
- M. Knigge
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de bewijsvoering
In deze zaak gaat het om de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die eerder is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder gewapende overvallen. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Gerechtshof te Amsterdam in zijn uitspraak van 22 oktober 2004 de inhoud van de bewijsmiddelen correct heeft weergegeven, zoals vereist door de wet. De betrokkene is veroordeeld tot betaling van €17.000,- aan de Staat, gebaseerd op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad oordeelt dat de schatting van het voordeel voldoende is gestaafd door de bewezenverklaringen van de strafbare feiten, waarin de buitgemaakte geldbedragen zijn vermeld. Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de bewezen feiten en heeft daarbij de waarde van andere buitgemaakte voorwerpen buiten beschouwing gelaten. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet verplicht was om de volledige inhoud van de bewijsmiddelen in zijn uitspraak op te nemen, zolang de relevante gegevens maar voldoende duidelijk zijn weergegeven. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het beroep van de betrokkene moet worden verworpen, omdat de motivering van het Hof voldoet aan de eisen van de wet en de jurisprudentie.