1 Hof 's-Gravenhage, EK III, 17 augustus 2004, nr. 03/03759.
2 Vgl. ook de - identieke - zaak met nr. 41 206. In deze zaak - van de echtgenote van belanghebbende - is een gelijkluidende conclusie genomen.
3 De 'buurman', aldus belanghebbende in het beroepschrift in cassatie (zie blz. 3).
4 Vgl. blz. 3 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
5 B B.V.
6 Vgl. blz. 1 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
7 Vgl. blz. 1 van het verweerschrift in cassatie.
8 Vgl. blz. 6-7 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
9 De tweede klacht behelst een motiveringsklacht tegen een rechtsoordeel.
10 Vgl. G.H.J. Tuinte, De landbouwvrijstelling, FED Fiscale brochures, 5e druk, blz. 52, FED, Deventer 1993.
11 Vgl. in deze zin ook: G.H.J. Tuinte, De landbouwvrijstelling, FED Fiscale brochures, 5e druk, blz. 60, FED, Deventer 1993.
12 E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 30, Fed, Deventer 2002, meent dat over de vraag wat onder landbouwgrond dient te worden verstaan, niet veel onduidelijkheid zal bestaan en voorzover er al discussie ontstaat, geldt dat het normale agrarische spraakgebruik beslissend is. Vgl. eveneens G.H.J. Tuinte, Wijziging van de landbouwvrijstelling, WFR 1988, blz. 193 e.v.: 'Voor het antwoord op de vraag wat nu eigenlijk landbouwgronden zijn, is mede het normale (agrarisch) spraakgebruik beslissend.
13 Het glastuinbouwbedrijf van belanghebbende valt - sinds 1 april 1986 - onder het bereik van de landbouwvrijstelling. Vgl. daarover G.H.J. Tuinte, Wijziging van de landbouwvrijstelling, WFR 1988, blz. 193 e.v.: 'Wat de tuinbouw betreft gaat het niet alleen om bedrijven die bodemcultuur in de open lucht of als glascultuur toepassen door bouwland als voedingsbodem te gebruiken, doch ook om bedrijven die gebruik maken van een andere voedingsbodem, bijvoorbeeld (...) substraatteelt (teelt op steenwolmatten).'
Onder 'tuinbouw' dient naar het oordeel van het Hof 's-Hertogenbosch 3 september 2001, nr. 98/0860, V-N 2002/5.10, glastuinbouw mede te worden verstaan, ook indien deze plaatsvindt in de vorm van substraatteelt. Steun voor dit oordeel is te vinden in de MvT op de Wet van 27 maart 1986, Stb. 135, blz. 7.
14 Zie eveneens het arrest van dezelfde datum met nr. 12 488, BNB 1956/39*. Vgl. over deze rechtspraak: E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 22-23, Fed, Deventer 2002.
Vgl. in dezelfde zin als BNB 1956/38* en BNB 1956/39*: HR 15 juni 1960, nr. 14 302, 1960/203, HR 5 februari 1964, nr. 15 152, BNB 1964/70, HR 19 februari 1964, nr. 15 088, BNB 1964/83.
15 Vgl. ook: HR 9 juni 1965, nr. 15 419, BNB 1965/204. De door verkoop gerealiseerde waardestijging van aan derde verpachte landbouwgrond, behorende tot het vermogen van het landbouwbedrijf van de verpachter, viel niet onder de vrijstelling.
16 Vgl. ook HR 1 juni 1960, nr. 14 243, BNB 1960/196*: de vrijstelling kon niet worden toegepast op een in een transportbedrijf gebruikt weiland voor de stalling van vee. Zie eveneens: HR 11 januari 1961, nr. 14 475, BNB 1961/68: de vrijstelling kon niet worden toegepast op een door een slager gebruikt stuk land om slachtvee te weiden.
Zie voorts de Fiscale encyclopedie De Vakstudie Wet IB 1964, artikel 8, aantekening 42B.
17 Want: of grond dienstbaar is aan de feitelijke uitoefening van het landbouwbedrijf laat zich veelal eenvoudig uit het feitelijke gebruik afleiden. Vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van Hof Amsterdam, MK II, 29 juli 1974, nr. 18/74, BNB 1968/128, waarin de vrijstelling werd toegepast in het geval van een weiland dat werd gebruikt voor de inscharing van schapen van derden, terwijl de eigenaar van de grond zelf de grond en de schapen verzorgde (de Staatssecretaris van Financiën achtte 's Hofs uitspraak juist).
Vgl. voor meer gevallen waarin de vrijstelling - om die reden - werd toegepast de Fiscale encyclopedie De Vakstudie Wet IB 1964, artikel 8, aantekening 42C.
18 Vgl. ook blz. 5 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
19 W.E. Tillema, De landbouwvrijstelling, in: Jubileumbundel van de Vereniging van Belastingconsulenten, blz. 85-86, Kluwer, Deventer 1961.
20 Vgl. daarover ook E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 29, Fed, Deventer 2002.
21 Vgl. de noot van M.J.H. Smeets bij BNB 1956/39*.
22 Zie § 9, eerste lid, van de Korte toelichting Wet IB 1964.
23 In dezelfde zin HR 5 maart 1969, nr. 16 078, BNB 1969/83.
24 Belanghebbende had gesteld 'dat de landerijen werden gekocht met de bedoeling deze, dan wel door de plaatselijke commissie aan te wijzen vervangend land (dat alsdan te zijner tijd in plaats van de landerijen te zijnen name zou worden gesteld) aan zijn landbouwonderneming toe te voegen.'
De inspecteur had gesteld dat 'de landerijen niet werden gekocht met de bedoeling om daardoor ander land in eigendom te verkrijgen.'
25 Vgl. over deze uitspraak ook de lezenswaardige observatie(s) op blz. 5-6 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
26 Vgl. eveneens V-N 1990, blz. 552, pt. 9.
27 'De term 'niet bedrijfsmatig' in het arrest vind ik overigens nogal cryptisch. De gebezigde uitdrukking roept de vraag op wat de Hoge Raad bedoelde te zeggen. (...).' Aldus G.H.J. Tuinte, Compartimentering voorkomt willekeurige resultaten. Boeren moeten hun winst uittellen, WFR 1990/5933, blz. 1463 e.v.
28 Vgl. ook de aantekening in V-N 1990, blz. 552, pt. 9. 'De hoofdzaak is duidelijk: voor een veehandelaar is toepassing van de landbouwvrijstelling niet weggelegd. Wie veehandelaar (geen landbouwvrijstelling) is en wie veehouder (in beginsel wel landbouwvrijstelling), wordt door de feiten bepaald. (...). Enigszins verrassend ziet de Hoge Raad door de formulering van het hof nog een ontsnappingsmogelijkheid voor belastingplichtige om althans een deel van het genoten voordeel vrij te stellen: nader feitelijk onderzoek moet dan aan het licht brengen dat belanghebbende voor 1970 de desbetreffende grond niet bedrijfsmatig - dus in de privé-sfeer - heeft gebruikt. (...).'
G.H.J. Tuinte, Compartimentering voorkomt willekeurige resultaten. Boeren moeten hun winst uittellen, WFR 1990/5933, blz. 1463, meldt dat het geschil is beëindigd bij compromis, waarbij de waardestijging van het weiland in het pré-ondernemingstijdvak (tot in 1970) als onbelaste vermogensbate wordt behandeld.
29 Vgl. de noot van R.E.C.M. Niessen bij HR 7 mei 1997, nr. 32 097, BNB 1997/236*
30 V-N 2004/27.4, FED 2004/342*, NTFR 2004/726*. Vgl. onder andere ook: HR 7 mei 2004, nr. 39 963, BNB 2004/338*.
Zie inmiddels ook: HR 29 april 2005, nr. 40 426, V-N 2005/25.8 en BNB 2005/210.
31 Vgl. daarover nader: A. Verduijn, Landbouwvrijstelling en ondergrond bedrijfswoning: de finale?, Land- en Tuinbouw Bulletin 2004/11/12, blz. 6-9. Zie ook H.J. van den Kerkhof, Landbouwvrijstelling geldt niet voor on-dergrond agrarische bedrijfswoning?, Tribuut 2005/3, blz. 30-32.
32 Vgl. in deze zin ook A. Verduijn, Landbouwvrijstelling en ondergrond bedrijfswoning: de finale?, Land- en Tuinbouw Bulletin 2004/11/12, blz. 8.
33 Zie ook: Hof Leeuwarden, 15 januari 1982, nr. 7/81, besproken door A. Jolink, arbeiderswoning en feitelijke landbouw, WFR 1982/5566, blz. 1254 e.v.: de vrijstelling werd wel toegepast op de ondergrond van een land-arbeiderswoning die in gebruik was bij een knecht en gelegen in de dorpskern op circa 0,5 à 1 km van de 40 à 50 ha grond omvattende boerderij van een pachter.
34 Vgl. daarover ook blz. 3-4 van het beroepschrift in cassatie van belanghebbende.
35 H.J. Hofstra/L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, vijfde druk, blz. 167, Kluwer, Deventer 1998.
36 E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 29, Fed, Deventer 2002.
37 Vgl. E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 22-23, Fed, Deventer 2002.
38 Nr. 90/1995.
39 'Met betrekking tot het feitelijk gebruik van de grond is het belangrijk te realiseren dat als gevolg van de invoering van de Basis Registratie Percelen met ingang van 1 juli 2001 vanaf 15 augustus 2001 alle percelen die bij het landbouwbedrijf in gebruik zijn, dienen te worden geregistreerd. Vindt er een wijziging van het gebruik plaats dan dient dit te worden gemeld.' Vgl. E. Marcus, De landbouwvrijstelling in de 21e eeuw, blz. 29, Fed, Deventer 2002.
40 L.G.M. Stevens e.a., Fiscaal commentaar, Inkomstenbelasting, 2004, blz. 227, Kluwer, Deventer 2004.
41 Noot 17.
42 Vgl. ook de recente uitspraak van Hof 's-Gravenhage, MK I, 18 januari 2005, nr. 02/0496, V-N 2005/32.17 (de boekwinst op de jarenlang verpachte landbouwgrond deelde niet in de landbouwvrijstelling).
Bij een afwisselende periode van eigen gebruik van de landbouwgrond en terbeschikkingstelling aan een derde dient een compartimentering van de waardeverandering plaats te vinden, hetgeen resulteert in een belast en een onbelast voordeel (vgl. ook HR 23 november 1956, nr. 12 448, BNB 1956/39* uit onderdeel 2.5, HR 17 maart 1965, nr. 15 349, BNB 1965/160* en HR 17 januari 1990, nr. 26 103, BNB 1990/79 uit onderdeel 2.13). Vgl. in gelijke zin A.O. Lubbers en G.T.K. Meussen, Hoofdzaken winst uit onderneming, Fiscale studieserie nr. 32, blz. 56, FED, Deventer 2002.
43 Zie onderdeel 2.8.
44 G.H.J. Tuinte, De landbouwvrijstelling, FED Fiscale brochures, 5e druk, blz. 64, FED, Deventer 1993.
45 HR 19 februari 1964, nr. 15 088, BNB 1964/83.
46 HR 15 juni 1960, nr. 14 302, BNB 1960/203.
47 Zie ook onderdeel 2.4, noot 13.
48 Bijvoorbeeld bij uitbreiding of verplaatsing van het landbouwbedrijf.
49 Vgl. ook 's Hofs overwegingen in 6.2 en 6.3:
'6.2 Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel ten tijde van de koop en de verkoop door belanghebbende een agrarische bestemming had en dat geen sprake was van een ophanden zijnde bestemmingswijziging, dat belanghebbende het perceel heeft gekocht met de bedoeling daarop één of meer tuinbouwkassen te bouwen en dat het perceel mitsdien heeft behoord tot het ondernemingsvermogen van belang-hebbende. (...).
6.3 Vaststaat dat belanghebbende gedurende de tijd dat zij het perceel in eigendom had, dit slechts heeft omgespit en onkruidvrij gehouden en voorbestemd om daarop tuinbouwkassen te bouwen.' ).
50 De mogelijk te behalen winst op landbouwgrond kan namelijk veroorzaakt worden door tal van factoren die totaal van karakter kunnen verschillen. Vgl. daarover: P.H.F. Remie, De landbouwvrijstelling, In: Vermogensvorming onder belastingdruk, blz. 120, Kluwer, Deventer 1989.
Vgl. ook P.H.F. Remie, Wat is nu de waarde in het economische verkeer?, WFR 1990, blz. 1253 e.v.
51 Vgl. daarover ook G.H.J. Tuinte, De landbouwvrijstelling, FED Fiscale brochures, 5e druk, blz. 75, FED, Deventer 1993.
52 Vgl. H.J. Hofstra/L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, vijfde druk, blz. 167, Kluwer, Deventer 1998.