ECLI:NL:PHR:2006:AV1162
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Herziening van een Antilliaanse uitspraak in het Nederlandse rechtssysteem
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een veroordeling die is uitgesproken door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch op 4 februari 2004. Aanvraagster is veroordeeld voor het opgeven van een valse naam, gepleegd op 4 september 2003. Tegelijkertijd is zij door het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen (GiEA) veroordeeld voor een drugsdelict dat op dezelfde datum heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft in deze zaak te oordelen over de vraag of de veroordelingen van de Nederlandse en Antilliaanse rechter met elkaar in conflict zijn, en of dit aanleiding geeft tot herziening van de Nederlandse uitspraak.
De Hoge Raad overweegt dat artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet van toepassing is op uitspraken van buitenlandse gerechten, waaronder die van het GiEA. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om de Antilliaanse uitspraak in herziening te vernietigen. De Hoge Raad concludeert dat er zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 457 lid 1 onder 2° Sv, omdat de veroordeling van het GiEA als een nieuw feit kan worden beschouwd. Dit leidt tot de conclusie dat de Politierechter, indien hij bekend was geweest met de Antilliaanse veroordeling, aanvraagster mogelijk zou hebben vrijgesproken.
De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag gegrond en beveelt de onverwijlde invrijheidstelling van aanvraagster. Tevens wordt de zaak verwezen naar een gerechtshof voor een nieuwe behandeling, waarbij de tegenstrijdigheid tussen de Nederlandse en Antilliaanse uitspraken wordt opgelost. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het omgaan met internationale rechtspraak en de gevolgen van tegenstrijdige uitspraken in het Koninkrijk der Nederlanden.