ECLI:NL:PHR:2006:AY8880
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Wortel
- Rechtspraak.nl
Herstel van aanvankelijk ontbreken bij aan Hoge Raad gezonden stukken en beoordeling van ontuchtige handelingen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's Gravenhage, waarbij de verzoeker is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 augustus 2003 heeft de verzoeker, die op dat moment zeventien jaar oud was, ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer dat op dat moment twaalf jaar oud was. De handelingen bestonden uit het meermalen kussen van het slachtoffer op haar wang en in haar nek. De verzoeker heeft in cassatie aangevoerd dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat deze handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de beoordeling van de ontuchtigheid van de handelingen afhankelijk is van de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het Hof heeft vastgesteld dat de verzoeker met één van zijn handen probeerde te komen tussen of onder de handdoek die het slachtoffer om zich heen had geslagen. Dit aspect is van belang voor de beoordeling van de ontuchtigheid van de handelingen. De Hoge Raad heeft echter ook opgemerkt dat de bewijsmotivering van het Hof niet begrijpelijk is, aangezien de verzoeker is vrijgesproken van de gedraging die in de tenlastelegging was opgenomen.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, maar dat de opgelegde straf gematigd moet worden. Dit is van belang omdat de redelijke termijn voor berechting in deze zaak is overschreden, gezien het feit dat het cassatieberoep al vijftien maanden na de indiening is behandeld. De Hoge Raad heeft benadrukt dat in zaken met jeugdigen de redelijke termijn voor berechting strikt moet worden nageleefd, en dat overschrijding kan leiden tot een aanpassing van de straf.