1 Ontleend aan het in cassatie bestreden arrest van 7 juli 2005, rov. 3-4.3.
2 Het arrest is van 7 juli 2005. De cassatiedagvaarding is op 7 oktober 2005 uitgebracht.
3 Waar men de vaststelling aantreft dat binnen twee jaar na het aanbrengen van het stucwerk enkele gevelvlakken opnieuw zijn bewerkt. Aangezien het hier gaat om het verwijt dat van deze gebeurtenissen niet aan [verweerder] c.s. melding is gemaakt, staat buiten twijfel dat dit vóór de koop moet zijn gebeurd.
4 Uit rov. 4.10.3 blijkt dat het in de voorafgaande rov. vermelde onderzoek van de leverancier Strikolith, waarover deze in april 2000 rapporteerde, op verzoek van [betrokkene 1] had plaatsgehad.
5 Het kan anders zijn als er gegevens waren "ingebracht" op grond waarvan verdedigd kan worden dat de relevante gebreken later (kunnen) zijn ontstaan, zie bijvoorbeeld HR 2 april 1999, NJ 1999, 585, rov. 3.3. Dergelijke gegevens waren echter in deze zaak niet ingebracht - het middel verwijst daar ook niet naar.
6 Overigens kan men de stellingen namens [verweerder] c.s. geredelijk zo begrijpen, dat die er toe strekten dat de gebreken al voor de koop (latent) aanwezig waren.
7 Gecompliceerde logica is trouwens ook toegestaan.
8 Meer wetenschappelijk geformuleerde beschouwingen hierover bij Snijders-Wendels, Civiel Appel, 2003, nr. 240 e.v.; Tjong Tjin Tai, TCR 2002, p. 29 e.v. (zie met name p. 33 - 34); Van Mierlo-Bart, Parlementaire Geschiedenis (Rv. e.a.), 2002, p. 161. Bijwege van illustratie verwijs ik naar HR 6 oktober 2006, rechtspraak.nl LJN AX6733, rov. 4.5.
9 Art. 5, als geciteerd in rov. 4.1 sub a.
10 Ik verwijs naar de vaststellingen in rov. 4.8.
11 Deze uitleg - die, zeg ik voor de duidelijkheid nog maar eens, een overwegend feitelijk karakter heeft - lijkt mij zeer wel verenigbaar met de vuistregel die de Hoge Raad in HR 23 december 2005, RvdW 2006, 17, JOR 2006, 117 m.nt. Dammingh, rov. 3.6 heeft geformuleerd voor de uitleg van de uitdrukking "normaal gebruik" in een op een standaardakte gebaseerde koopovereenkomst. Die vuistregel verwijst naar het gangbare spraakgebruik; en ik denk dat in dat spraakgebruik gebreken die ernstige ontsiering, vochtoverlast en majeure onderhoudswerkzaamheden met zich meebrengen, veelal als niet verenigbaar met "normaal gebruik" zullen worden aangemerkt. Dus lijkt mij een uitleg in die zin, niet als onbegrijpelijk aan te merken.
12 In het algemeen plegen niet slechts gebreken die een belemmering voor het normale gebruik opleveren als tekortkoming in de zin van art. 7:17 BW te worden beoordeeld: Loos, Mon. Nieuw BW B 65b, Consumentenkoop, 2004, nr. 24; Asser - Hijma V I, 2001, nr. 334.
13 Ik noem als voorbeelden: de verkoper weet dat pal naast het gekochte een hoog bouwwerk zal worden opgericht - irrelevant voor het normale gebruik, maar van wezenlijk belang voor het genot en voor de waarde van het verkochte; of er blijkt dat het pand of decoraties daarvan niet, zoals verondersteld, toe mogen worden geschreven aan een beroemde architect of kunstenaar: irrelevant voor zowel normaal gebruik alsook voor genot, maar van belang voor de waarde.
14 Zoals HR 13 februari 2004, NJ 2004, 342, zie rov. 3.3, en HR 21 juni 2002, NJ 2004, 128 m.nt. WMK, zie rov. 3.5.2. (Het eveneens in dit verband genoemde arrest HR 8 februari 2002, JOL 2002, 88, rov. 3.7 ondersteunt, zou ik denken, veeleer het standpunt van [verweerder] c.s. dan het standpunt waartoe [eiseres] het arrest te hulp roept.)
15 HR 16 juni 2000, NJ 2001, 559 m.nt. JH, rov. 3.4; HR 10 april 1998, NJ 1998, 666 m.nt. WMK, rov. 3.5; HR 21 december 1990, NJ 1991, 251, rov. 3.2; HR 4 december 1987, NJ 1988, 345, rov. 3.5; HR 7 december 1984, NJ 1985, 771 m.nt. CJHB, rov. 3.2; HR 30 november 1973, NJ 1974, 97 m.nt. GJS, "O. omtrent middel II".
16 Ik lees, anders dan de steller van het middel, de verwijzing met het woordje "hierdoor" in rov. 4.12 dan ook niet als beperkt tot de aan [eiseres] verweten verzaakte mededelingsplicht. Het hof bedoelt hier kennelijk de namens [verweerder] c.s. ingeroepen non-conformiteit - terwijl die non-conformiteit mede als gevolg van de verzaakte mededelingsplicht voor rekening van [eiseres] gebracht mag worden.
17 Maar veeleer onjuiste informatie heeft verstrekt wanneer [verweerder] c.s. daarnaar vroegen.
18 HR 29 mei 1998, NJ 1998, 641, rov. 3.10; HR 24 januari 1997, NJ 1999, 56 m.nt. CJHB, rov. 3.4.2 - zie ook alinea's 2.2 en 2.3 uit de conclusie van wnd. A-G Bloembergen vóór dit arrest; HR 9 mei 1986, NJ 1987, 252 m.nt. MS, rov. 3.5; Keirse, Schadebeperkingsplicht, diss. 2003, par. 4.2.1 - 4.2.2; Hofmann-Van Opstall, Het Nederlandse Verbintenissenrecht, eerste deel, eerste stuk, 1976, p. 240; Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad, diss. 1965, nr. 279.