A-G
1 Zie artikel 10 van de maatschapsakte (bijlage bij het beroepschrift voor het Hof) en onderdeel 2.3 van de hofuitspraak.
2 Zie de akte van 14 juni 1999 'aanvulling akte van maatschap' en het proces-verbaal van de zitting voor het Hof. Zie ook de laatste volzin van onderdeel 4.2 van 's Hofs uitspraak.
3 Hof 's-Hertogenbosch 9 september 2005, nr. 03/00744, onder meer gepubliceerd in VN 2006/8.1.7 en NTFR 2005/1544, zonder commentaar.
4 Hoewel de maatschap en de vennootschap onder firma verschillende juridische figuren zijn en dat er tussen beide figuren juridische verschillen bestaan (zie daarover J.F.M. Giele en W.A. Vermeend, De vennootschap onder firma, FM 10, zesde herziene druk, Kluwer, Deventer 1993, blz. 36), zijn de fiscale gevolgen voor de maten c.q. vennoten voor wat betreft de onderhavige, fiscale, materie hetzelfde, zie hiervoor onder meer Cursus Belastingrecht, onderdeel Inkomstenbelasting t/m 2000, 2.2.30.A. Ik zal het samenwerkingsverband hierna ook aanduiden met 'VOF' of 'man-vrouwfirma'.
5 De onderhavige casus vertoont in aanvang sterke gelijkenis met die van HR 9 mei 2003, nr. 37549, BNB 2003/288, na conclusie A-G Groeneveld met noot Essers, zie ook onderdeel 2.6 hierna.
6 J.F.M. Giele en W.A. Vermeend, De vennootschap onder firma, FM 10, zesde herziene druk, Kluwer, Deventer 1993, blz. 65.
7 Noot JO: De echtgenoten kunnen tegenover de fiscus in beginsel hun eigen keuzes en beleid, binnen de ruimte die goed koopmansgebruik biedt, bepalen, zie hiervoor E. Aardema, Enkele saillante firmaproblemen, Giele-bundel, Kluwer, Deventer 1990, blz. 30.
8 E. Aardema, Enkele saillante firmaproblemen, Giele-bundel, Kluwer, Deventer 1990, blz. 30.
9 Een dergelijke overdracht kwalificeert als overdracht van een deel van een onderneming, zie hiervoor de Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, onderdeel inkomstenbelasting, aantekeningen 208 en 211 op artikel 8.
10 Zie de artikelen 15, 17 en 18 van de Wet. Voor doorschuifregelingen in de Wet IB 2001, zie B.F. Schuver, Doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting, Sdu Fiscale & Financiële uitgevers, Amersfoort 2005.
11 Zie M.L.M. van Kempen, Bedrijfsopvolging bij leven in de IB-sfeer bij een personenvennootschap, TFO 2003, blz. 48.
12 Vergelijk de Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, onderdeel inkomstenbelasting, artikelsgewijs commentaar op artikel 7, aantekening 48-48C.
13 Zie HR 15 november 1950, B. 8888 en HR 20 maart 1963, nr. 15002, BNB 1963/205, met noot Van Duyn. Uit het hiervoor in voetnoot 3 aangehaalde arrest HR 9 mei 2003, nr. 37549, BNB 2003/288, kan worden afgeleid dat de Hoge Raad dit standpunt nog steeds onderschrijft.
14 Artikel 17 van de Wet (tekst 1999) luidt - voorzover hier van belang - als volgt:
1. Indien de belastingplichtige een voor zijn rekening gedreven onderneming - een gedeelte van een onderneming daaronder begrepen - overdraagt in een geval als bedoeld in het tweede lid, wordt voor het bepalen van de uit die onderneming in het kalenderjaar van overdracht genoten winst de onderneming geacht niet te zijn gestaakt, mits zowel de belastingplichtige als degene die de onderneming voortzet dit verzoekt. Alsdan wordt degene aan wie de onderneming is overgedragen voor het bepalen van de winst van de onderneming en de toepassing van de artikelen 11 en 11a geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de onderneming heeft overgedragen. Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.
2. Het eerste lid is van toepassing ingeval de belastingplichtige overdraagt aan:
a. (...);
b. zijn echtgenoot, mits deze jonger is dan 55 jaar;
15 Kamerstukken 1987-1988, 20 595, nr. 8, blz. 71.
16 E. Aardema, Enkele saillante firmaproblemen, Giele-bundel, Kluwer, Deventer 1990, blz. 43/44.
17 A.J. van den Bos, Van eenmanszaak naar man-vrouw-firma bij huwelijk in gemeenschap van goederen, WFR 1990/5926, blz. 1193.
18 J.W. Zwemmer, Toerekening van inkomen en vermogen aan gehuwden, Giele-bundel, Kluwer, Deventer 1990, blz. 727.
19 L.G.M. Stevens, Samenwerkende echtgenoten, MBB 1989/10, blz. 294.
20 P.H.J. Essers, De man-vrouw-firma in geval van algehele huwelijksgoederengemeenschap, WFR 1990/5933, blz. 1449.
21 T.a.p. blz. 1454-1455.
22 HR 24 augustus 1995, nr. 30138, BNB 1995/320, na conclusie plv. P-G Van Soest en met noot van Essers.
23 De echtgenoten delen vanaf het aangaan van de VOF wel de bestuursbevoegdheid over het vennootschapsvermogen.
24 Kamerstukken 1987-1988, 20 595, nr. 3, blz. 15-16.
25 Kamerstukken 1987-1988, 20 595, nr. 3, blz. 15.
26 De vennoot die het vermogen buitenvennootschappelijk aanhoudt (bijvoorbeeld een pand), houdt zelf de volledige zeggenschap over dit vermogen. Daarin manifesteert zich ook dat er sprake is van een noodoplossing. Bij een gelijke gerechtigdheid in een vennootschap hoort ook een gelijke beslissingsbevoegdheid over zaken die de vennootschap aangaan, terwijl in het geval van buitenvennootschappelijk vermogen enkel het gebruiksrecht in de vennootschap is ingebracht. De uiteindelijke 'overdracht' is dan een 'natuurlijk' sluitstuk bij het bewerkstelligen van een gelijke gerechtigdheid van twee vennoten tot het ondernemingsvermogen dat dienstbaar is aan de voor gezamenlijke rekening gedreven onderneming.
27 Zoals in casu het geval is. De maatschap is aangegaan per 1 januari 1986.
28 Ik wijs nog op een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 mei 1985, nr. 3312/1982, V-N 1986/151, waarin het Hof bij een zogenoemde twee-etappenoverdracht artikel 17 op grond van een redelijke wetstoepassing toepaste.
29 Vgl. HR 13 augustus 2004, nr. 39383, BNB 2005/61, met noot Van der Geld.