ECLI:NL:PHR:2007:AZ1084
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en voorkeursrecht in het verbintenissenrecht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [Eiseres] B.V. en de erfgenamen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] over de vraag of [Eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door percelen landbouwgrond te kopen, terwijl de erfgenamen het voorkeursrecht van de pachters, [verweerder] c.s., hebben geschonden. De zaak begint met een pachtovereenkomst van 25 februari 1967, waarbij [betrokkene 2] de percelen verpacht aan [betrokkene 3]. Na het overlijden van beide partijen, claimen de erfgenamen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hun rechten. In 1995 koopt [Eiseres] de percelen van de erfgenamen, maar de pachters stellen dat zij een voorkeursrecht hebben op de koop van de percelen, wat door de erfgenamen is geschonden. De pachters vorderen dat [Eiseres] hen de percelen verkoopt en stellen dat [Eiseres] bewust heeft geprofiteerd van de wanprestatie van de erfgenamen. De rechtbank wijst de vorderingen af, maar in hoger beroep oordeelt het hof dat [Eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld. De Hoge Raad moet nu beoordelen of het hof de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de onrechtmatige daad. De kernvraag is of [Eiseres] wist of moest weten dat de erfgenamen het voorkeursrecht schonden. De Hoge Raad concludeert dat het hof ten onrechte een te ruime maatstaf heeft gehanteerd door te stellen dat ook 'ernstig rekening houden' met de mogelijkheid van wanprestatie voldoende is voor onrechtmatigheid. Dit leidt tot de conclusie dat het middel slaagt en de zaak wordt verwezen.