ECLI:NL:PHR:2007:AZ2526

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03337/05
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Bleichrodt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaken en de vereisten voor de akte van uitreiking

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het Gerechtshof te 's-Gravenhage bij verstek was veroordeeld tot een week gevangenisstraf voor diefstal. De verdachte had op 11 november 2005 cassatie ingesteld, maar de vraag was of dit tijdig was gebeurd. De Hoge Raad onderzocht of de akte van uitreiking van de mededeling van de uitspraak aan de verdachte rechtsgeldig was. De akte bevatte de personalia van de verdachte en een parketnummer dat overeenkwam met het arrest van het hof. De akte was voorzien van een inkomststempel van het ressortparket met een onleesbare datum, maar het was duidelijk dat de akte na de uitreiking aan de verdachte weer in handen was gesteld van het Openbaar Ministerie op 7 april van een onduidelijk jaar. Dit leidde tot de conclusie dat de uitreiking meer dan twee weken voor de datum van het cassatieberoep had plaatsgevonden, waardoor de verdachte bekend was met de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de akte van uitreiking niet voldeed aan de eisen van artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering, maar dat dit niet uitsloot dat het beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep, omdat het beroep niet binnen de vereiste termijn was ingesteld. De zaak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de gevolgen van een niet-tijdig ingesteld beroep.

Conclusie

Nr. 03337/05
Mr Bleichrodt
Zitting 14 november 2006
Conclusie inzake:
[verzoekster=verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte bij arrest van 3 april 2001 bij verstek ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een week gevangenisstraf.
2. Mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam heeft namens de verdachte op 11 november 2005 cassatie ingesteld en samen met mr. J.Y. Taekema, eveneens advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1 Het eerste middel is in feite geen middel van cassatie, maar strekt ten betoge dat verzoekster ontvankelijk is in het cassatieberoep (ofschoon het er op het eerste gezicht op lijkt dat het cassatieberoep te laat is ingesteld). Het middel voert daartoe aan dat de akte van uitreiking behorende bij de mededeling van de bestreden uitspraak nietig is en concludeert dat rechtens niet kan worden vastgesteld dat verzoekster omstreeks 8 januari 2003 op de hoogte is gebracht van het tegen haar op 3 april 2001 gewezen arrest.
3.2 Vooropgesteld zij dat de Hoge Raad voor zover het gaat om de beoordeling van de vraag of het cassatieberoep tijdig is ingesteld, op dezelfde wijze daarnaar onderzoek doet als de feitenrechter naar de ontvankelijkheid van een hoger beroep. Verder sluit de enkele omstandigheid dat een akte van uitreiking niet aan alle wettelijke eisen voldoet, zodat er geen sprake is van een rechtsgeldige betekening, niet uit dat, gelet op art. 432, tweede lid, Sv, het onderhavige beroep te laat is ingesteld. Beslissend is, nu de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon is betekend, of het beroep is ingesteld binnen een termijn van veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het arrest de verdachte bekend is.
3.3 Bij de stukken van het geding bevindt zich een akte van uitreiking betreffende een "mededeling van een niet onherroepelijk vonnis, arrest of uitspraak". Deze akte, waarin het nummer van deze zaak is vermeld (22-003004-00), voldoet inderdaad op de door de raadslieden vermelde punten niet aan art. 589 Sv.
De mededeling uitspraak was tevoren, nadat tevergeefs was getracht deze uit te reiken op het GBA-adres van verzoekster, op 16 juli 2002 uitgereikt op de wijze als bedoeld in art. 588, derde lid aanhef en onder c, Sv. De mededeling uitspraak houdt de gegevens in van het bestreden arrest en vermeldt verder onder meer binnen welke termijn beroep in cassatie kan worden ingesteld.
3.4 De in het middel bedoelde akte houdt in dat de mededeling is uitgereikt aan verzoekster.(1) Boven aan de akte staat een afdruk waaruit kan worden afgeleid dat de akte per fax op 8 januari 2003 vanaf het Bureau Segbroek is verzonden. Zoals algemeen bekend is het Bureau Segbroek een van de bureaus van de Haagse politie. Op de akte is verder een stempel geplaatst met de opdruk "Politie Haaglanden Bur. Arrestantenzorg Betex Administratie" en verder een inkomststempel, kennelijk van het ressortsparket te 's-Gravenhage, met als datumvermelding "7 A" (de rest is onleesbaar).
Ik neem gelet op dat inkomststempel aan dat het (originele) stuk op 7 april 2003 op het ressortsparket is binnengekomen.
3.5 Ik meen dat uit deze gegevens in onderling verband gezien, kan worden afgeleid dat aan verzoekster, toen zij op het Bureau Segbroek verbleef, door een arrestantenbewaker de mededeling uitspraak is uitgereikt en dat dit op 8 januari 2003, in elk geval vóór 7 april 2003 is geschied.(2) Daaruit volgt dat het beroep te laat is ingesteld en dat verzoekster daarin niet kan worden ontvangen. Aan een bespreking van het tweede middel kom ik dus niet toe.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
De Procureur- Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Onder "betrokkene" staat een handtekening die sterke gelijkenis vertoont met die van de aangehouden verdachte onder de verklaring, neergelegd in het proces-verbaal van politie. In de schriftuur wordt ook niet gesteld dat het niet de verzoekster is geweest met wie de uitreikende ambtenaar contact heeft gehad.
2 Trouwens, ook in het onwaarschijnlijke geval dat men zou uitgaan van de datum 7 april 2005, zou het beroep op 11 november 2005 te laat zijn ingesteld.