ECLI:NL:PHR:2007:AZ4851
Parket bij de Hoge Raad
- C.W.M. van Ballegoijen
- Rechtspraak.nl
Kosten van rechtsbijstand bij ontslag en de fiscale behandeling daarvan
In deze zaak gaat het om de fiscale behandeling van kosten van rechtsbijstand die een werknemer maakt in verband met ontslag. De belanghebbende, die in 2001 ernstig ziek werd, heeft advocaatkosten en reiskosten gemaakt ter verdediging tegen een ontslagaanzegging. De kosten bedroegen in totaal € 4913, maar werden door de belastinginspecteur niet in aftrek toegelaten. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie, met name in BNB 2005/310, geoordeeld dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de aftrekbaarheid van kosten. De wetgeving is echter veranderd met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001, waardoor de mogelijkheid tot aftrek van dergelijke kosten is komen te vervallen. De Procureur-Generaal concludeert dat de kosten van rechtsbijstand bij ontslag niet als negatief loon kunnen worden aangemerkt en dat de wetgever in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aftrek van deze kosten uit te sluiten. De conclusie is dat de ongelijke behandeling van kosten van rechtsbijstand en andere arbeidskosten niet gerechtvaardigd is, omdat de kosten van rechtsbijstand niet conflictgevoelig zijn en de omvang van de kosten gemakkelijk vast te stellen is. De Hoge Raad wordt aangespoord om de wetgeving te herzien, aangezien de huidige regeling discriminerend is voor werknemers die deze kosten maken. De Procureur-Generaal stelt dat het niet aan de Hoge Raad is om de wetgeving te repareren, maar dat dit aan de wetgever is.