Nr. 01401/06
Mr. Bleichrodt
Zitting 17 april 2007
1. Het Gerechtshof te 's Hertogenbosch heeft de verdachte op 14 oktober 2005 ter zake van "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied, meermalen gepleegd" en "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
2. De verdachte heeft zelf cassatie ingesteld. Mr. G.P. Hamer en mr. M.J.C. Zuurbier, beiden advocaat te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, althans dat het Hof onvoldoende gerespondeerd heeft op een verweer dat strijdig is met de bewezenverklaring maar niet met de gebezigde bewijsmiddelen.
3.2 Dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep enig specifiek verweer heeft gevoerd waarop het Hof had behoren te reageren, blijkt niet uit het proces-verbaal van de terechtzitting. De verklaring van de verdachte houdt in wezen slechts in dat hij de e-mail berichten niet heeft verstuurd, zonder dat hij is ingegaan op de aanwijzingen die in een andere richting gaan.
Het komt er dus op aan of het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3. Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij:
"op tijdstippen in de periode van 18 juni 2003 tot en met 7 september 2003 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, een persoon, genaamd [het slachtoffer]
- meermalen schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd, immers heeft hij telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer] E-mailberichten toegezonden met de navolgende (zakelijk weergegeven) dreigende inhoud, te weten:
- op 18 juni 2003 een E-mailbericht met als inhoud "Zo vuile klootzak, ben je daar nog? Je moet maken dat je daar weg komt en dat die kankerbeheerder ook verdwijnt anders zorg ik er voor dat jij in ieder geval je benen breekt en anders je keel wordt doorgesneden. Er zijn meerdere mensen die een hekel aan je hebben en ik zorg er voor dat je verdwijnt";
- op 16 juli 2003 een E-mailbericht met als inhoud "Zo vuile kankerlijer je werkt er nog steeds. Het wordt tijd dat je weggaat. Wij geven je nog twee weken en dan wordt je in elkaar geslagen. Blijf je nog daar dan vermoorden we je";
en
- eenmaal heeft bedreigd, immers heeft hij opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een E-mailbericht toegezonden met de navolgende dreigende inhoud, te weten:
- op 7 september 2003 een E-mailbericht met als inhoud "Zo vuile vieze kankerlijer, denk jij dat er niks gaat gebeuren gore smeerlap. Ik weet zeker dat ik met mijn vrienden je af ga maken. Van jouw kankerkop maken we helemaal een pretpark van een teringlijer. Reken er maar op dat we je ook koud maken"."
3.4. De bewezenverklaring berust volgens de aanvulling op het verkorte arrest op de volgende bewijsmiddelen:
1.
a. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
"U neemt met mij de tenlastelegging door. In de tenlastegelegde periode gebruikte ik de computer bij ons thuis in [woonplaats]. Mijn vrouw gebruikte de computer nooit. Na 22.30 uur komt er niemand meer bij ons thuis."
b. Een proces-verbaal van Regiopolitie Brabant-Noord/Rosmalen, mutatienummer PL2110/03-197003, dossierpagina's 24 tot en met 29, d.d. 16 februari 2004 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] aan de desbetreffende verbalisanten -zakelijk weergegeven-:
"Ik woon samen met mijn vrouw op de [a-straat 1] te [woonplaats]. Ik heb gewerkt bij de bibliotheek in [plaats A] als beheerder in de computerhoek.
Ik kan zomaar agressief worden. Ik ga dan vloeken of tieren.
Ik heb een half jaar thuis gezeten nadat ik gewerkt heb bij de bibliotheek. Ik kwam thuis te zitten eind oktober begin november 2002. Ik ben bij de bibliotheek gestopt, omdat ik daar nooit ondersteuning kreeg van collega's en bazen. De manager viel mij af. Coördinator [het slachtoffer] viel mij ook altijd af. Mijn vrouw en ik hebben de regel dat er na 22.30 uur niemand meer binnen komt.
U zegt dat u mij verdenkt van het sturen van dreigende e-mails. U vraagt mij of mijn vrouw deze mailtjes gestuurd kan hebben. Nee, dat kan niet want ze weet de knop van de computer niet eens te vinden."
2. Een proces-verbaal van aangifte van Regiopolitie Brabant-Noord/Rosmalen, mutatienummer PL2110/03-197003, dossierpagina's 19 tot en met 21, d.d. 20 juni 2003 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5], agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [het slachtoffer] aan de desbetreffende verbalisante -zakelijk weergegeven-:
"Ik doe aangifte van bedreiging. De bedreiging is geuit in woorden die via de computer verzonden worden. Dit wordt verzonden via de E-mail. Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen.
Ik ben werkzaam bij de bibliotheek te [plaats A]. Vanaf augustus 2001 was [verdachte] werkzaam als beheerder van de computers.
De laatste mail die ik kreeg heeft ervoor gezorgd dat ik aangifte wilde doen. Er staat in dat, als ik niet wegga, mijn benen worden gebroken en anders mijn keel wordt opengesneden. Er staat ook in dat hij weet waar ik woon.
Ik voelde bij deze mail wel een behoorlijke bedreiging."
Opmerking verbalisant: Er zijn 7 mails bij de aangifte gevoegd.
3. Een proces-verbaal van aangifte van Regiopolitie Brabant-Noord/Rosmalen, mutatienummer PL2110/03-197003, dossierpagina's 22 tot en met 23, d.d. 25 februari 2004 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [het slachtoffer] aan de desbetreffende verbalisante -zakelijk weergegeven-:
"Ik heb aangifte gedaan op 20 juni 2003 van bedreigingen die via de e-mail tegen mij waren gericht. Sinds die tijd zijn er nog een aantal bedreigingen via de e-mail aan mij verzonden. Hiervan doe ik tevens aangifte.
Op 16 juli 2003, te 15.26 uur, kreeg ik een e-mail bericht binnen. In het bericht stond dat ik binnen twee weken weg moest zijn, anders zou ik in elkaar geslagen worden. En als ik dan nog niet weg zou gaan, dan zouden ze me vermoorden.
Op 7 september 2003 te, 15.36 uur, kreeg ik weer een e-mail bericht.
Al deze e-mails heb ik aan [verbalisant 1] overgedragen. De tekst heb ik niet letterlijk opgelezen, omdat ze te erg zijn om nogmaals op te lezen."
4. Een proces-verbaal van politie district Den Bosch/1 TM Rosmalen, dossiernummer: PL2110/04-011608, dossierpagina's 4 t/m 8, d.d. 7 juli 2004 opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd, en [verbalisant 1], brigadier van politie, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de desbetreffende verbalisanten -zakelijk weergegeven-:
"Door de aangever werden in de periode van 20 juni tot en met oktober 2003 aan mij, verbalisant [verbalisant 1], diverse afschriften van e-mails overhandigd ten behoeve van het onderzoek.
Deze e-mails zijn onder dossierpagina 37-47 als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd."
5. Een -in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen beziene- print van een emailbericht, dossierpagina 43, d.d. 18 juni 2003, 4:22 uur, van "[...]" <[e-mailadres 1]> aan <[e-mailadres 2]>, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
"Zo vuile klootzak, ben je daar nog? Je moet maken dat je daar weg komt en dat die kankerbeheerder ook verdwijnt anders zorg ik er voor dat jij in ieder geval je benen breekt en anders je keel wordt doorgesneden. Er zijn meerdere mensen die een hekel aan je hebben en ik zorg er voor dat je verdwijnt."
6. Een -in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen beziene- print van een emailbericht, dossierpagina 44, d.d. 16 juli 2003, 15:25:24 uur, van "[...]" <[e-mailadres 1]> aan <[e-mailadres 2]>, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
"Zo vuile kankerlijer je werkt er nog steeds. Het wordt tijd dat je weggaat. Wij geven je nog twee weken en dan wordt je in elkaar geslagen. Blijf je nog daar dan vermoorden we je."
7. Een -in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen beziene- print van een emailbericht dossierpagina 46, d.d. 7 september 2003, 15:36:58 uur, from "[...]" <[e-mailadres 1]> to <[e-mailadres 2]> X-Originating-IP: [[0001]], onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
"Zo vuile vieze kankerlijer, denk jij dat er niks gaat gebeuren gore smeerlap. Ik weet zeker dat ik met mijn vrienden je af ga maken. Van jouw kankerkop maken we helemaal een pretpark van een teringlijer. Reken er maar op dat we je ook koud maken."
8. Een -in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen beziene- print van een emailbericht, d.d. 4 februari 2004, van [A], afdeling Juridische Zaken aan [verbalisant 1], brigadier van politie, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
"Hierbij deel ik u mede dat het door u genoemde ip adres [0001] op het door u genoemde tijdstip en datum is gebruikt op naam van [verdachte], [a-straat 1], [postcode] [woonplaats]. Het account van deze gebruiker is op 8 januari 2002 geactiveerd en op 6 november 2003 uit de database verwijderd. In deze periode heeft deze klant 1 ip adres gehad."
9. Een proces-verbaal van politieregio Brabant Noord Divisie Centrale Recherche, Bureau Digitale Recherche, proces-verbaalnummer 04-033-3CP, d.d. 14 februari 2005 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], inspecteur van politie, vakspecialiteit computercriminaliteit, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de desbetreffende verbalisante -zakelijk weergegeven-:
"Op verzoek van het onderzoeksteam werd een nader onderzoek ingesteld aan de onder verdachte [verdachte] te [woonplaats] in beslaggenomen data vanuit de computer. Ik constateerde dat binnen deze data reeds was gezocht op de woordcombinatie "[...]". Ik zag dat deze woordcombinatie in ieder geval 168 was aangetroffen binnen deze computerdata.
Tevens zag ik dat er vanaf deze computer gebruik gemaakt was van het internetaccount <[e-mailadres 1]>.
Ik zag namelijk dat er vanaf deze computer meerdere malen is ingelogd op de site van MSN - Hotmail op het adres http://login.passport.net, waarbij gebruik gemaakt werd van het internetaccount [e-mailadres 1]."
3.5. In het middel wordt aangevoerd dat uit de stukken niet kan worden afgeleid dat de verdachte de berichten heeft verzonden, dat de mogelijkheid bestaat dat de berichten vanuit een andere computer zijn verzonden en dat uit de bewijsmiddelen niet duidelijk is geworden of het IP-adres [0001] een statisch of dynamisch IP-adres is, hetgeen zou meebrengen dat meer mensen van dit IP-adres gebruik hebben kunnen maken, terwijl verder de verzending van e-mail vanaf een bepaald hotmail-adres niet zonder impliceert dat de houder van dat adres die e-mail ook verzonden heeft.
3.6. Om met het IP-adres te beginnen, uit bewijsmiddel 8 blijkt dat het IP-adres [0001] in de periode van 8 januari 2002 tot 6 november 2003 in gebruik was bij de verdachte, wonende te [woonplaats] aan de [a-straat 1]. Daaruit heeft het Hof kunnen afleiden dat het betreffende IP-adres gekoppeld was aan de computer van de verdachte en derhalve statisch was.(1)
De e-mailberichten die in de bewezenverklaring zijn opgenomen zijn alle in deze periode verzonden. Het staat daarom vast dat ten minste één keer (te weten op 7 september 2003; bij de andere berichten staat immers niet vermeld van welk IP-adres het bericht afkomstig is) vanuit de computer van de verdachte een e-mailbericht is verzonden aan [het slachtoffer].
Dat de andere berichten verzonden zouden kunnen zijn van een andere computer - hetgeen inderdaad bij een hotmail-adres mogelijk is - is een mogelijkheid die het Hof als hoogst onwaarschijnlijk buiten beschouwing heeft kunnen laten, mede in aanmerking genomen wat het Hof over het IP-adres, zoals hiervoor vermeld en de verhouding tussen verdachte en [het slachtoffer] heeft vastgesteld. Dan zou een derde zich onbevoegd het wachtwoord en het e-mailadres hebben moeten verschaffen. Daarbij komt nog dat uit bewijsmiddel 9 kan worden afgeleid dat het desbetreffende e-mailadres "[e-mailadres 1]" 168 keer is aangetroffen op de computer van de verdachte.
3.7. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid wat het Hof heeft bewezen verklaard. De bewezenverklaring is dus toereikend gemotiveerd.
4.1. Het tweede middel bevat de klacht dat het toezenden van bedreigende e-mailberichten niet zonder meer als schriftelijke bedreiging kan worden gekwalificeerd.
4.2. Het Hof heeft de bewezenverklaarde feiten als volgt gekwalificeerd:
"Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied, meermalen gepleegd,
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht."
4.3. De stellers van het middel zoeken aansluiting bij de term 'geschrift' in art. 225 Sr, omdat er ten aanzien van art. 285, tweede lid, Sr geen tot weinig aanknopingspunten te vinden zijn voor wat de term 'schriftelijk' omvat. Zij zijn van oordeel dat niet elk elektronisch bericht een geschrift oplevert. Voor een geschrift zou gelden dat dit leesbaar moet zijn en een zekere mate van duurzaamheid bezit. Pas als een bericht wordt uitgeprint zou sprake zijn van een geschrift in klassieke zin.
4.4. Het door het middel gestelde vereiste van duurzaamheid vloeit voort uit de opvatting dat voor wat betreft de uitleg van de term "schriftelijk geschied " aansluiting moet worden gezocht bij het begrip geschrift in de zin van art. 225 Sr. In de eerste plaats ligt een uitleg in die zin al daarom niet voor de hand omdat het in art. 225 Sr gaat om het gebruik van het valse geschrift als ware het echt en onvervalst of om het oogmerk tot zodanig gebruik. Dat veronderstelt dat bijvoorbeeld degene die het valse geschrift opmaakt, enige duurzaamheid nastreeft ten behoeve van het beoogde gebruik. Die eis van duurzaamheid is overigens maar betrekkelijk. In het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 1991, NJ 1991, 668, waarop ook het middel zich beroept, is immers overwogen dat het Hof terecht een gemanipuleerd computerbestand dat was bestemd om (dagelijks) naar een of meer andere bestanden te worden weggeschreven, heeft aangemerkt als een geschrift in de zin van art. 225 Sr.
In de tweede plaats vraag ik me af waarom het vereiste van duurzaamheid bij art. 285 ingeval de bedreiging in schriftelijke vorm is gegoten, zou moeten gelden. Het komt er toch op aan dat de bedreiging ter kennis komt van de geadresseerde. Bedreiging zal vaak mondeling geschieden: in dat geval is het "bericht" van de bedreiger bij uitstek vluchtig, tenzij het in een uitzonderingsgeval door de ontvanger zou zijn opgenomen. En wat te denken van een bedreiging door gebaren of door het inrijden op iemand anders. Ik zie niet in waarom degene die op schriftelijke wijze bedreigt dat uitsluitend zou kunnen doen door middel van, kort gezegd, een duurzaam geschrift.
4.5. Art. 285, eerste lid, Sr omvat zowel de mondelinge als de schriftelijke bedreiging. Het tweede lid eist dat de bedreiging 'schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde' wordt gedaan en stelt op zodanige bedreiging een zwaardere straf. Dat de bedreiging schriftelijk moet zijn, betekent dat de bedreiging in letters moet zijn vervat.(2) Daarvoor is het niet van belang in welke vorm de bedreiging ter kennis komt van de bedreigde persoon: in een brief, op een muur of spandoek of via een computer. Ook een sms-bericht kan een bedreiging inhouden: omdat de boodschap in geschrift is gesteld, komt het bericht ter kennis van de ontvanger zodra deze het bericht leest.
4.6. Een e-mailbericht is volgens Van Dale een bericht dat door de elektronische post verstuurd is. Het opstellen van een e-mailbericht geschiedt door het op de computer intypen van een tekst. De bedoeling van het versturen van een e-mailbericht is dat het verzonden bericht ter kennis komt van de geadresseerde. Dat geschiedt door het openen en het vervolgens lezen van het bericht. Dat het bericht vervolgens wordt opgeslagen in een 'postvak', hetgeen betekent dat het bericht voor de geadresseerde bewaard blijft, tenzij het bericht direct wordt verwijderd, is verder niet van belang. Een bedreiging die in een e-mailbericht is vervat is een bedreiging die schriftelijk is geschied.
4.7. Aan het voorgaande doet niet af wat in de toelichting op het middel verder nog is gesteld over de art. 80 sexies, 80 quinquies en 138a Sr (computervredebreuk) en het wetsvoorstel nr. 26671 (computercriminaliteit II), omdat hier wordt voortgeborduurd op het volgens de stellers van het middel aan het begrip geschrift te ontlenen vereiste van duurzaamheid in relatie tot (de eigenschappen van) digitale gegevens
4.8. Het Hof heeft het bewezenverklaarde terecht gekwalificeerd als hiervoor onder 1 vermeld.
5. De middelen falen en lenen zich mijns inziens voor toepassing van art. 81 RO.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 De stellers van het middel voeren aan dat anders dan computers met een vaste (kabel- of ASDL-) verbinding, computers met een inbelverbinding meestal een IP-adres hebben dat steeds verandert. Daarover is in hoger beroep niets aangevoerd.
2 Onder 'schrift' verstaat Van Dale het gebruik van (letter- of cijfer-) tekens om taal over te brengen.