ECLI:NL:PHR:2007:BA5840
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Wortel
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen beschikking inzake beslaglegging door de politie op handelsvoorraad van growshop
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De beschikking betreft een klaagschrift dat op 27 december 2005 is ingediend, waarin de klager verzoekt om opheffing van het beslag dat op 20 oktober 2005 door de politie te Boxmeer is gelegd op de handelsvoorraad van zijn growshop. De rechtbank heeft vastgesteld dat het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van de klager, ondanks dat de behandeling in raadkamer reeds tweemaal was uitgesteld om het openbaar ministerie in staat te stellen het dossier te completeren met de beslagstukken. Hierdoor kon de rechtbank niet toetsen of het beslag rechtmatig was gelegd en of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen. Hij wijst erop dat het Openbaar Ministerie gedurende vier en een halve maand heeft verzuimd om de rechtbank en de klager van essentiële informatie te voorzien. Dit verzuim heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank niet naar behoren heeft kunnen onderzoeken of het beslag rechtmatig is gelegd. De Procureur-Generaal stelt voor de bestreden uitspraak aldus te verbeteren dat het aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen verzuim om vóór 10 maart 2006 enig stuk te overleggen, heeft geleid tot de onmogelijkheid voor de rechtbank om het strafvorderlijk belang bij voortduren van het beslag te onderzoeken.
De conclusie is dat de bestreden beschikking geen tekortkoming vertoont die tot vernietiging leidt. De klachten van het Openbaar Ministerie falen, omdat de rechtbank vrij stond te oordelen dat door het tekortschieten van het Openbaar Ministerie inmiddels zó veel tijd was verstreken dat ook de ene week uitstel die de officier van justitie nog verzocht niet gegund behoorde te worden.